Beco Financiële Zelfredzaamheid
🇳🇱
In Dutch
In Dutch
Practice Known Questions
Stay up to date with your due questions
Complete 5 questions to enable practice
Exams
Exam: Test your skills
Test your skills in exam mode
Learn New Questions
Manual Mode [BETA]
Select your own question and answer types
Other available modes
Learn with flashcards
Listening & SpellingSpelling: Type what you hear
SpeakingAnswer with voice
Speaking & ListeningPractice pronunciation
TypingTyping only mode
Beco Financiële Zelfredzaamheid - Leaderboard
Beco Financiële Zelfredzaamheid - Details
Levels:
Questions:
47 questions
🇳🇱 | 🇳🇱 |
Schadeverzekering | Een schadeverzekering stelt de verzekerde schadeloos bij het optreden van een verzekerd risico |
Zorgtoeslag | Is een tegemoetkoming van de overheid in de kosten van de zorgverzekering |
Inboedelverzekering | Verzekert schade aan de inboedel door brand, water, inbraak of storm |
Zorgverzekering | Is een verzekering voor ziektekosten en is een verplichte verzekering |
Opstalverzekering | Verzekert de woning tegen schade door brand, storm, inbraak en waterschade |
Aansprakelijkheidsverzekering | Is een verzekering die je beschermt tegen risico van aansprakelijkheid. Vergoedt zowel letselschade als zaakschade die door de verzekerde wordt veroorzaakt. |
Levensverzekeringen | Een verzamelnaam voor alle verzekeringen die te maken hebben met leven, de dood en de uitvaart van een mens |
Lijfrenteverzekering | Keert gedurende een bepaalde periode of levenslang telkens eenzelfde bedrag uit |
Overlijdensrisicoverzekering | Verzekering voor het risico op overlijden (vaak verplicht bij het afsluiten van een hypotheeklening) |
Uitvaartverzekering | Verzekering ter dekking van de kosten van een begrafenis |
Consumptief krediet | Een consumptief krediet is een door de consument afgesloten lening voor consumptieve doeleinden zoals het kopen van een fiets of auto maar ook om te voorzien in het levensonderhoud |
Kredietnemer | Hij/zij/they die geld leent. |
Kredietgever | Hij/zij/they of de bank die geld uitleent |
Kredietkosten | De kosten van een krediet of lening zoals interestkosten, administratiekosten, verzekeringskosten, etc |
Persoonlijke lening | Is een lening aan een consument voor de aanschaf van een duurzaam consumptiegoed |
Aflossingsbestanddeel | Dat deel van de annuïteit dat dient ter aflossing van de lening. |
Rentebestanddeel | Dat deel van de annuïteit dat aan rente op de lening moet worden betaald. |
Annuïteit | Is een periodiek gelijkblijvend bedrag bestaande uit een interestbestanddeel en een aflossingsbestanddeel |
Doorlopend krediet | Is een kredietvorm waarbij met de kredietnemer wordt overeengekomen tot welk bedrag (de kredietlimiet) deze naar behoefte geld kan opnemen |
Kredietlimiet | Het maximale bedrag dat je bij een doorlopend krediet kunt lenen (rood staan). Pas na het betalen van de laatste termijn word je eigenaar van het product. |
Huurkoop | Huurkoop is een manier van kopen van een product door middel van gespreide betalingen ook wel termijnen genoemd |
Koop op afbetaling | Koop op afbetaling is een manier van kopen van een product door middel van gespreide betalingen. Vanaf het begin ben je eigenaar van het product |
Enkelvoudige interest | Bij enkelvoudig interest wordt de interest berekend over het oorspronkelijke kapitaal of de schuld in een bepaalde periode |
Samengestelde interest | Bij samengestelde interest wordt de interest berekend over de hoofdsom plus bijgeschreven interest uit eerder perioden (rente over rente) |
Huren | Het gebruiken van iets, bijvoorbeeld een woning, in ruil voor een vergoeding/betaling |
Huurbescherming | Wettelijke bescherming van huurders. Alleen met toestemming van de rechter kan de verhuurder de huurovereenkomst opzeggen |
Kopen | In ruil van geld iets in bezit krijgen |
Makelaar | Iemand die bemiddelt of voor de verkopende partij of voor de kopende partij bij de koop of verkoop van onroerend goed. |
Taxateur | Is een onafhankelijk persoon die de waarde van een pand bepaalt |
Hypotheekadviseur | Iemand die adviezen geeft over de kosten, rentepercentage, aflossingsverplichtingen, looptijd, etc. van de verschillende hypotheekaanbieders |
Notaris | Openbaar ambtenaar, benoemd door de Koning en bevoegd tot het opmaken van authentieke akten |
Notariële akte | Schriftelijk bewijsstuk opgemaakt door een notaris |
Hypothecaire lening | Een langlopende lening met een onroerend goed als onderpand. |
Onroerend goed | Grond en alles wat zich daarop bevindt voor zover dat aard- of nagelvast is |
Recht van hypotheek | Zakelijk recht op een onroerend goed gekoppeld aan een lening |
Hypotheekgever | Geldlener of kredietnemer |
Hypotheeknemer | Geldgever of kredietverschaffer |
Gedekt krediet | Een krediet met een onderpand zoals een onroerend goed dan wel een persoon die borg staat dat de lening terugbetaald wordt. |
Ongedekt krediet | Een lening zonder onderpand of borgstellen. |
Hypotheekrenteaftrek | Is de rente op een hypothecaire lening die in mindering mag worden gebracht op het inkomen waarover inkomensheffing betaald wordt. |
Bruto lasten | Zijn gelijk aan de aflossing plus de rente op een lening |
Netto lasten | Zijn gelijk aan de bruto lasten minus het belastingvoordeel door de hypotheekrenteaftrek |
Inkomensheffing | Is een directe belasting over het inkomen. De som van de verschuldigde inkomstenbelasting + premies volksverzekeringen |
Belastbaar inkomen | Bruto jaarinkomen minus de aftrekposten |
Heffingskorting | Bedrag dat in mindering mag worden gebracht op het heffingsbedrag zoals de arbeidskorting en de algemene heffingskorting. |
Netto jaarinkomen | Bruto jaarinkomen minus de te betalen inkomensheffing. |
Aftrekposten | Bepaalde posten/bedragen die op het inkomen in mindering mogen worden gebracht waardoor een belastingbetaler een lagere inkomensheffing heeft. |