Belastingrecht (Week 9)
🇳🇱
In Dutch
In Dutch
Practice Known Questions
Stay up to date with your due questions
Complete 5 questions to enable practice
Exams
Exam: Test your skills
Test your skills in exam mode
Learn New Questions
Manual Mode [BETA]
Select your own question and answer types
Specific modes
Learn with flashcards
Listening & SpellingSpelling: Type what you hear
multiple choiceMultiple choice mode
SpeakingAnswer with voice
Speaking & ListeningPractice pronunciation
TypingTyping only mode
Belastingrecht (Week 9) - Leaderboard
Belastingrecht (Week 9) - Details
Levels:
Questions:
20 questions
🇳🇱 | 🇳🇱 |
Wat is duediligence-onderzoek en waarom wordt het gedaan? | Bij de overname van een andere bv is het van belang dat bij de onderhandelingen de accountant de boeken van de andere bv mag inzien. Indien men een zorgvuldig onderzoeksproces doet naar de commerciële, juridische, fiscale en financiële gepresenteerde informatie van het bedrijf, spreken we van een duediligence-onderzoek. |
Benoem de kenmerken omtrent de verkrijging van aandelenbelang (niet af). | De kenmerken: 1. Het verkregen aandelenbelang komt als bezitting op de balans te staan 2. RP = NP, dus ook als aandeelhouder (hierdoor zelfde rechten als NP?) 3. Het aandelenbezit wordt 'Deelneming' genoemd 4. Door de overname van de nieuwe aandelen is er een concernstructuur ontstaan - Verkrijgende bv --> Moedermaatschappij - Andere bv --> Dochtermaatschappij 5. Indien de moedermaatschappij geen OR-activiteiten uitvoert --> holding 6. De aankoop- en verkoopkosten van een deelneming komen niet direct ten laste van de fiscale winst van de verkrijgende bv (verwervingskosten van een deelneming verhogen de kostprijs van de deelneming) - Rechtstreeks en oorzakelijk verband?? |
Wat houdt de objectieve vrijstelling in? | Hierbij is slechts een deel van het inkomen van de winst of van het vermogen vrijgesteld van belastingheffing (denk aan deelnemingsvrijstelling). |
Benoem de kenmerken van de deelnemingsvrijstelling. | De kenmerken: 1. Art. 13 Wet VPB 2. Economisch dubbel heffing binnen een concern te voorkomen 3. Behaalde winsten worden enkel bij dochtervennootschap belast, niet nog een keer bij moedervennootschap 4. De toets: - Verkrijgende bv (MV) heeft minimaal 5% aandelen in DV - Verkrijgende bv (MV) bezit aandelen tot ondernemingsvermogen (art. 2 lid 5 Wet VPB) - Aandelen mogen niet als voorraad worden gehouden |
Naar wat kijken we indien we willen weten welk lichaam als aandeelhouder geldt? Waarom is dit relevant? | We kijken dan naar het economisch eigendom. Een belastingplichtig lichaam kwalificeert namelijk als aandeelhouder als de aandelen voor zijn rekening en risico worden gehouden. Degene aan het wie het economisch belang toekomt, wordt als aandeelhouder aangemerkt voor de deelnemingsvrijstelling. |
Benoem de kenmerken van de vrijstelling m.b.t. de voordelen van een deelneming. | De kenmerken: 1. Vrijstelling werkt twee kanten op --> winsten niet belast, verliezen niet aftrekbaar 2. Indien de DV dividend uitkeert aan de MV, dan wordt deze uitkering niet belast |
Is de deelnemingsvrijstelling van toepassing op voordelen uit hoofde van een als belegging gehouden deelneming (beleggingsdeelneming)? | Nee, zie hiervoor art. 13 lid 9 Wet VPB. |
Wanneer geldt de deelnemingsvrijstelling wel als er sprake is van beleggingsdeelneming? Leg nader uit. | De kwalificerende beleggingsdeelneming: 1. In beginsel geen sprake van deelnemingsvrijstelling, zie art. 13 lid 9 Wet VPB 2. Onderworpenheidstoets - Deelneming is onderworpen aan winstbelasting die voor NL reëel is 3. Bezittingstoets - De bezittingen bestaan voor minder dan de helft uit laagbelaste vrije beleggingen |
Wat is vrijgesteld onder de deelnemingsvrijstelling? | Zie nader: 1. Dividend uit de DV 2. Vervreemdingswinst op een DV 3. De vervreemdingsverliezen op een DV (verlies is niet aftrekbaar) |
Benoem de kenmerken van de CFC-regel. | De kenmerken: 1. Controlled foreign company (art. 13ab Wet VPB) 2. Belastingontwijking wordt verschoven door verschuiving van belastbare winsten tegen te gaan 3. De niet-betaalde belasting (het belastingvoordeel) wordt hierbij alsnog belast |
Benoem de wijzen van financieren. Licht toe of ze aftrekbaar zijn of niet. | De wijzen: 1. Eigen vermogen (kapitaal, vergoeding is niet aftrekbaar) 2. Vreemd vermogen (schuld, vergoeding is aftrekbaar - rente) |
Wat proberen belastingplichtigen m.b.t. de financiering via eigen/vreemd vermogen? | Hierbij proberen ze het ware karakter te verbergen van de financiering. Soms wordt bijv. een kapitaalstorting vermomd als een geldlening zodat de vergoeding (rente) aftrekbaar is van het totaal belastbaar bedrag. |
Via welke wijze herkent men de ware aard van een financiering? | Hierbij kijkt men naar de civielrechtelijke kant van de financieren. Indien het civielrecht de financiering als lening aanmerkt, is er sprake van een geldlening. Deze uitkomst wordt dan ook toegepast in het belastingsysteem. |
Benoem de drie uitzonderingen van de geldlening m.b.t. het civiele recht. | De uitzonderingen: 1. Schijnlening (Belastingplichtigen doen alsof er een lening is, maar ze beoogde een kapitaalverstrekking) 2. Bodemlozeputlening (Aandeelhouder in een vennootschap leent geld uit, maar weet eigenlijk al dat hij dit geld volledig kwijt is, de lening zal namelijk nooit kunnen worden terugbetaald) 3. Deelnemerschapslening - Lening wordt verstrekt onder zodanige voorwaarden dat de schuldeiser met het door hem uitgeleende bedrag in zekere mate deelheeft in de OR van de schuldenaar - Voorwaarden: - Vergoeding moet wel geheel of vrijwel geheel afhankelijk zijn van de winst - De schuld is achtergesteld bij alle concurrente schuldeisers - De schuld heeft geen vaste looptijd en is slechts opeisbaar in bijz. situatie / schuld heeft een looptijd van langer dan vijftig jaar |
Definieer het at arm's length-rentepercentage. | Stel er wordt een lening afgesloten met een abnormaal hoog rentepercentage, dan wordt er uitgegaan van een at arm's length-rentepercentage. Dit is een vast rentepercentage wat normaal gehanteerd zou worden in de zakelijke wereld. Dit doet de belastingdienst om te voorkomen dat men bijv. 50% af kan trekken |
Benoem de kenmerken van de holdingstructuur. | De kenmerken: 1. Vaak is de MV een holding voor alle DV 2. De DV (werkmaatschappij) kent een onderneming die wordt gedreven, MV bezit enkel aandelen 3. Handig voor verkoop DV --> nu hoeft MV enkel aandelen te verkopen (anders activa, etc.) |
Benoem de kenmerken van de bedrijfsfusiefaciliteit. | De kenmerken 1. Art 14 Wet VPB 2. Bestaande bv richt nieuwe bv op waarbij de aandelen van deze bv worden volgestort door inbreng van de onderneming 3. De bestaande bv wordt hierbij de holding-bv 4. Fiscaal onbelast |
Benoem de kenmerken van de fiscale eenheid. | De kenmerken: 1. Art. 15 Wet VPB 2. Voorkomen dat een concern te veel VPB betaalt 3. Belastbaar alsof er sprake is van één fiscale entiteit 4. Alsof verraadt het al, er is sprake van een fictie (gevoegde maatschappijen blijven zelfstandig subjectief belastingplichtig) |
Benoem de voorwaarden van de FE. | De voorwaarden: 1. Komt tot stand door betrokken belastingplichtigen (MV en DV) 2. Bezitseis: MV moet minimaal 95% van juridische en economische eigendom bezitten van DV 3. MV moet minimaal 95% van stem- en winstrechten bezitten van DV 4. MV en DV hebben NL rechtsvorm 5. Beide feitelijk in NL gevestigd zijn 6. Zelfde winstbepalingsregels + boekjaren |
Benoem de voor- en nadelen van FE. | Voordelen: 1. Salderen van resultaten 2. Onderlinge transacties worden niet belast 3. Eén aangifte VPB Nadelen: 1. Verliesverrekening is lastig binnen de FE 2. Alle investeringen van de DV worden op één stapel gegooid, dus minder KIA |