Natuurkunde overal begrippen
Uit de methode zijn er begrippen in elk hoofdstuk die heb ik in deze lijst opgenomen :)
🇳🇱
In Dutch
In Dutch
Practice Known Questions
Stay up to date with your due questions
Complete 5 questions to enable practice
Exams
Exam: Test your skills
Test your skills in exam mode
Learn New Questions
Manual Mode [BETA]
Select your own question and answer types
Specific modes
Learn with flashcards
Listening & SpellingSpelling: Type what you hear
multiple choiceMultiple choice mode
SpeakingAnswer with voice
Speaking & ListeningPractice pronunciation
TypingTyping only mode
Natuurkunde overal begrippen - Leaderboard
Natuurkunde overal begrippen - Details
Levels:
Questions:
313 questions
🇳🇱 | 🇳🇱 |
Plaats | Grootheid die uitgedrukt wordt in meter (m) |
Tijd | Grootheid die uitgedrukt wordt in seconde (s) |
Verplaatsing | Het verschil tussen een beginplaats en een eindplaats, uitgedrukt in meter (m) en aangegeven als Δx |
Meetlint | Instrument om de plaats te meten |
Liniaal | Instrument om de plaats te meten |
Stopwatch | Instrument om de tijd te meten |
Stroboscoop | Een lamp die met vaste tussenpozen zeer korte flitsen geeft |
Videometing | Een serie foto’s die met vaste tussenpozen zijn gemaakt |
Gemiddelde snelheid | Totale afstand die je in een bepaalde tijd aflegt |
Momentane snelheid | De snelheid op één tijdstip |
Steilheid | Hoe steil een grafiek omhoog of omlaag loopt |
Helling | Hoe steil een grafiek omhoog of omlaag loopt |
Eenparige beweging | Een beweging met constante snelheid |
Eenparige rechtlijnige beweging | Een beweging met constante snelheid langs een rechte lijn |
Versnelling | De mate waarin de snelheid per seconde toeneemt |
Eenparig versnelde beweging | Een beweging waarbij de snelheidstoename elke seconde even groot is, met een stijgende rechte lijn als grafiek in het (v,t)- diagram |
Stroboscoop. | Een lamp die met vaste tussenpozen zeer korte flitsen geeft |
Eenparige rechtlijnige beweging | Een beweging met constante snelheid langs een rechte lijn |
Vrije val | Een eenparig versnelde beweging, waarbij het voorwerp alleen de zwaartekracht en geen tegenwerkende kracht ondervindt |
Meetlint | Instrument om de plaats te meten |
T | T |
Stopwatch. | Instrument om de tijd te meten |
Verplaatsing. | Het verschil tussen een beginplaats en een eindplaats, uitgedrukt in meter (m) en aangegeven als Δx |
Liniaal. | Instrument om de plaats te meten |
Tijd. | Grootheid die uitgedrukt wordt in seconde (s) |
Momentane snelheid. | De snelheid op één tijdstip |
Plaats. | Grootheid die uitgedrukt wordt in meter (m) |
Eenparige beweging, | Een beweging met constante snelheid |
Steilheid. | Hoe steil een grafiek omhoog of omlaag loopt |
Gemiddelde snelheid. | Totale afstand die je in een bepaalde tijd aflegt |
Videometing. | Een serie foto’s die met vaste tussenpozen zijn gemaakt |
Helling. | Hoe steil een grafiek omhoog of omlaag loopt |
Versnelling | De mate waarin de snelheid per seconde toeneemt |
T | T |
Eenparig versnelde beweging | Een beweging waarbij de snelheidstoename elke seconde even groot is, met een stijgende rechte lijn als grafiek in het (v,t)- diagram |
Valbeweging | Een versnelde beweging naar beneden |
Valversnelling | De versnelling die een voorwerp ondervindt in vrije val |
Eenparig vertraagde beweging | Een beweging waarbij de snelheid gelijkmatig afneemt, met een dalende rechte lijn als grafiek in het (v,t)-diagram |
Worp omhoog | De beweging is direct na het loslaten een eenparig vertraagde beweging |
T | T |
Grootheid | Een eigenschap die je kunt meten |
Eenheid | Maat waarin een grootheid uitgedrukt kan worden |
Basisgrootheden | Zeven grootheden waarvoor internationale afspraken over de bijbehorende eenheid zijn gemaakt |
Grondeenheden | Zeven eenheden waarin de basisgrootheden zijn uitgedrukt, internationaal vastgelegd |
SI | Système International d’Unités waarin de zeven basisgrootheden met bijbehorende grondeenheden vastgelegd zijn |
Afgeleide grootheid | Grootheid die afgeleid is van basisgrootheden |
Afgeleide eenheden | Eenheid die afgeleid is van grondeenheden |
Elektrische kracht | Kracht tussen twee geladen voorwerpen; kan aantrekkend of afstotend zijn |
Afstotend | Twee ladingen van dezelfde soort stoten elkaar af |
Aantrekkend | Twee tegengestelde ladingen trekken elkaar aan |
Elektrisch neutraal | Er zit evenveel positieve als negatieve lading in |
Kern | Het binnenste van een atoom, bestaande uit neutrale deeltjes en positief geladen deeltjes |
Neutron | Neutraal deeltje in de kern van een atoom |
Proton | Positief geladen deeltje in de kern van een atoom |
Elektron | Negatief geladen deeltje dat om de kern van een atoom beweegt |
Elementair ladingsquantum | De elektrische lading van een proton (+) of een elektron (-) |
Ion | Een atoom met één of meer elektronen te veel of te weinig |
Elektrische stroom | De verplaatsing van lading |
Stroomsterkte | De hoeveelheid lading die per seconde door een geleider stroomt |
Geleider | Stof die de elektrische stroom geleidt; waar de lading door heen kan bewegen |
Isolator | Stof waar de elektrische stroom niet of moeilijk doorheen kan |
Vrij elektron | Elektronen die in bepaalde materialen los van de kern van het atoom kunnen bewegen; ook wel geleidingselektronen genoemd |
Accu | Een spanningsbron die zorgt voor stroomvoorziening |
T | T |
Spanningsbron | Onderdeel van een stroomkring die de energie levert en zorgt dat er door de stroomkring een stroom kan gaan |
Batterij | Voorwerp waarin elektrische energie opgeslagen kan worden |
Component | Onderdeel van een schakeling; kun je weergeven met een symbool |
Spanning | De energie die de spanningsbron aan iedere coulomb lading meegeeft |
Serie | In een serieschakeling zitten de componenten achter elkaar in dezelfde stroomkring |
Parallel | In een parallelschakeling zitten de componenten naast elkaar, ieder in een eigen stroomkring |
Stroommeter | Instrument om de stroomsterkte te meten; ook wel ampèremeter genoemd |
Spanningsmeter | Instrument om de spanning te meten; ook wel voltmeter genoemd |
Geleidbaarheid | Mate waarin een materiaal de stroom geleidt; stroomsterkte die door een apparaat loopt als er 1 volt spanning over dat apparaat staat |
T | T |
Weerstand | Geeft aan hoe moeilijk de lading door een geleider stroomt |
Ohmse weerstand | Weerstand waarbij geldt dat U en I recht evenredig zijn en de weerstand constant is |
Soortelijke weerstand | Stofeigenschap die geeft hoe groot de weerstand is van een stof per meter lengte en per m^2 (dwars)oppervlakte |
Niet-ohmse weerstand | Geleider (of materiaal) waarvan de weerstand afhangt van een bepaalde eigenschap |
PTC-weerstand | Temperatuurgevoelige weerstand; bij hogere temperatuur is de weerstand groter |
LDR | Lichtgevoelige weerstand; bij meer licht is de weerstand kleiner |
NTC-weerstand | Temperatuurgevoelige weerstand; bij hogere temperatuur is de weerstand kleiner |
Diode | Weerstand die de stroom slechts in één richting doorlaat |
Led | Diode die licht geeft als er stroom doorheen gaat |
T | T |
Spanningsdeling | Wanneer een bron energie geeft aan een lading en deze energie in delen wordt afgestaan |
Totale weerstand | De weerstand van de gehele stroomkring; ook wel vervangingsweerstand genoemd |
Stroomdeling | De lading die door de spanningsbron gaat, splitst zich in delen |
Totale geleidbaarheid | De geleidbaarheid in de gehele stroomkring; deze wordt groter als er meer wegen van de pluspool naar de minpool zijn |
T | T |
Stroomwet van Kirchhoff | De totale stroomsterkte naar het knooppunt toe is gelijk aan de totale stroomsterkte van het knooppunt af |
Spanningswet van Kirchhoff | De totale spanning over een gesloten kring is nul |
Kilowattuurmeter (kW-hmeter) | Apparaat wat de gebruikte hoeveelheid elektrische energie kan meten |
Zekering | Een beveiliging die ervoor zorgt dat de stroom wordt uitgeschakeld als de stroomsterkte in een groep of apparaat (door kortsluiting of overbelasting) groter is dan een bepaalde waarde |
Overbelasting | Wanneer er te veel apparaten tegelijkertijd aangesloten zijn en er zo'n grote stroom loopt dat er brand kan ontstaan |
Kortsluiting | Wanneer er een vrijwel weerstandsloze verbinding tussen de polen van de spanningsbron is en er zo'n grote stroom door de draden loopt dat er brand kan ontstaan |
Aardlekschakelaar | Een beveiliging in de meterkast die de stroom die het huis via de hoofdkabel in gaat, vergelijkt met de stroom die het huis via de hoofdkabel verlaat; bij een te groot verschil wordt de stroom uitgeschakeld |
Spanningzoeker | Een kleine schroevendraaier met een lampje erin die je kunt gebruiken om te kijken of ergens spanning over staat |
T | T |
Vermogen | Hoeveelheid energie die een apparaat per seconde verbruikt |
Kilowattuur | Eenheid die aangeeft hoeveel energie in een bepaalde tijd wordt omgezet; één kWh is de energie die een apparaat met een vermogen van 1 kW (= 1000 W) omzet in één uur (3600 s) |