SEARCH
You are in browse mode. You must login to use MEMORY

   Log in to start

V5 Biology


🇳🇱
In Dutch
Created:


Public


0 / 5  (0 ratings)



» To start learning, click login

1 / 25

[Front]


positieve feedback (positieve terugkoppeling)
[Back]


regelkring waarin een toename van het resultaat het proces versterkt

Practice Known Questions

Stay up to date with your due questions

Complete 5 questions to enable practice

Exams

Exam: Test your skills

Test your skills in exam mode

Learn New Questions

Dynamic Modes

SmartIntelligent mix of all modes
CustomUse settings to weight dynamic modes

Manual Mode [BETA]

Select your own question and answer types
Specific modes

Learn with flashcards
Listening & SpellingSpelling: Type what you hear
multiple choiceMultiple choice mode
SpeakingAnswer with voice
Speaking & ListeningPractice pronunciation
TypingTyping only mode

V5 Biology - Leaderboard

0 users have completed this course. Be the first!

No users have played this course yet, be the first


V5 Biology - Details

Levels:

Questions:

203 questions
🇳🇱🇳🇱
Positieve feedback (positieve terugkoppeling)
Regelkring waarin een toename van het resultaat het proces versterkt
Uitwendig milieu
Omgeving van een organisme
Homeostase
Het in stand houden van een dynamisch evenwicht in het inwendige milieu van organismen
Normwaarde
Bepaalde waarde van een factor in een organisme die moet worden gehandhaafd
Negatieve feedback (negatieve terugkoppeling)
Regelkring waarin een toename van het resultaat een remming van het proces veroorzaakt. Een afname van het resultaat veroorzaakt een stimulering van het proces.
Inwendig milieu
Wordt gevormd door het bloed en de weefselvloeistof van een organisme
Regelkring
Bestaat uit een sensor, een controlecentrum en een effector en zorgt voor het handhaven van een bepaalde normwaarde in een organisme
Dynamisch evenwicht
Bepaalde factoren in een organisme schommelen rondom een bepaald evenwicht (de normwaarde)
Chemische receptoren
Receptoren die bepaalde moleculen uit de omgeving binden, bijvoorbeeld smaak- en reukreceptoren
Prikkeldrempel
Kleinste sterkte van een prikkel die een impuls veroorzaakt in een zintuigcel
Evenwichtsreceptoren
Mechanische receptoren in de oren met zeer fijne haartjes met adequate prikkel zwaartekracht
Drukreceptoren
Mechanische receptoren in de huid met adequate prikkel druk
Drukreceptoren
Mechanische receptoren in de huid met adequate prikkel druk
Mechanische receptoren
Receptoren die reageren op verschillende vormen van mechanische energie, bijvoorbeeld tast- en drukreceptoren
Proprioceptoren
Zintuigen die een verandering van de spanning van een spier of een verandering in de stand van een lichaamsdeel registreren
Tastreceptoren
Mechanische receptoren in de huid met adequate prikkel lichte aanraking
Lichtreceptoren (fotoreceptoren)
Receptoren in het oog met adequate prikkel zichtbaar licht
Externe prikkels
Prikkels uit het externe milieu
Adequate prikkel
Prikkel waarvoor de prikkeldrempel van het zintuig het laagst is
Gehoorreceptoren
Mechanische receptoren in de oren met zeer fijne haartjes met adequate prikkel geluid
Temperatuurreceptoren
Receptoren in de huid (en hypothalamus) met adequate prikkels warmte en kou
Pijnreceptoren
Receptoren die pijn waarnemen en uiteinden van bepaalde zenuwen
Adaptatie (gewenning)
Aanpassing van de gevoeligheid van een zintuig aan een aanhoudende prikkelsterkte
Interne prikkels
Prikkels uit het inwendige milieu
Endocriene klieren
Klieren die hun product afgeven aan het bloed dat door de klier stroomt
Oxytocine
Hormoon dat het ontstaan van weeën aan het einde van de zwangerschap en tijdens de geboorte stimuleert, dat bij het zogen zorgt voor de melksecretie uit de melkklieren in de borsten en dat verantwoordelijk is voor het ontstaan van een band tussen moeder en kind en tussen partners
Signaalstoffen (signaalmoleculen)
Stoffen (bijvoorbeeld hormonen en neurotransmitters) die communicatie tussen cellen in een organisme mogelijk maken
Groeihormoon (GH)
Hormoon dat de groei en ontwikkeling regelt
Signaalcascade (cascade)
Signaal dat via meerdere schakels in de cel wordt doorgegeven
Hypofyse
Hormoonklier in de hersenen die verschillende hormonen produceert waarvan sommige de werking van andere hormoonklieren beïnvloeden
Thyroxine (schildklierhormoon)
Hormoon dat de stofwisseling beïnvloedt en de groei en ontwikkeling bij kinderen stimuleert
Cascade (signaalcascade)
Signaal dat via meerdere schakels in de cel wordt doorgegeven
Antidiuretisch hormoon (ADH)
Hormoon dat de resorptie van water in de nieren regelt bij de vorming van urine
Bloedsuikerspiegel
Glucoseconcentratie in het bloed
Adrenaline
Hormoon dat wordt geproduceerd door het bijniermerg en een snelle kortdurende werking heeft waardoor de verbranding wordt bevorderd en je snel kunt handelen in een situatie van stress
Hormoonstelsel
Alle hormoonklieren in het lichaam
Glucagon
Hormoon uit de cellen van de eilandjes van Langerhans dat stimuleert dat glycogeen in lever en spieren wordt omgezet in glucose
Second messenger
Nadat een signaalmolecuul aan een receptor is gebonden, wordt een volgend signaalmolecuul gevormd of geactiveerd dat het signaal aan een volgend signaalmolecuul kan doorgeven, een specifieke reactie in het cytoplasma op gang kan brengen of een gen aan of uit kan zetten
Neurosecretie
Proces waarin door bepaalde neuronen hormonen worden afgescheiden (secretie)
Insuline
Hormoon uit de cellen van de eilandjes van Langerhans dat het transport van glucose door celmembranen versnelt en stimuleert dat glucose in lever en spieren wordt omgezet in glycogeen
Inhibiting hormonen (IH)
Hormonen die de productie van hormonen door de endocriene cellen in de hypofysevoorkwab remmen
Schildklier
Hormoonklier die thyroxine produceert; ligt in de hals, voor het strottenhoofd, tegen de luchtpijp aan
Hypothalamus
Gedeelte van de hersenen dat net boven de hypofyse ligt en de verbinding is tussen het zenuwstelsel en het hormoonstelsel
Receptoren
Eiwitten in het celmembraan, het cytoplasma of de celkern, waaraan een specifiek molecuul kan binden
Prolactine
Hormoon dat een rol speelt bij het vergroten van de melkklieren en dat de productie van melk door de melkklieren in de borsten stimuleert
Hormoon-receptorcomplex
Ontstaat wanneer een hormoon bindt aan een receptoreiwit
Eilandjes van Langerhans
Endocriene cellen in de alvleesklier die hormonen produceren die ervoor zorgen dat de glucoseconcentratie in het bloed min of meer constant blijft
Erytropoëtine (epo)
Hormoon dat de productie van rode bloedcellen in het rode beenmerg stimuleert
Bijnierschors
Buitenste gedeelte van de bijnieren dat onder invloed van het adrenocorticotroop hormoon (ACTH) cortisol produceert
Endocriene klieren
Klieren die hun product afgeven aan het bloed dat door de klier stroomt
Cortisol
Hormoon dat vrijkomt bij stress; het verhoogt de glucoseconcentratie in het bloed en onderdrukt de werking van het afweersysteem
Exocriene klieren
Klieren die hun product afgeven via een afvoerbuis
Adrenocorticotroop hormoon (ACTH)
Hormoon dat de hypofysevoorkwab produceert bij stress en dat de aanmaak van hormonen door de bijnierschors bevordert
Doelwitorgaan (hormoonstelsel)
Orgaan waarvan de cellen receptoren bezitten waaraan bepaalde signaalmoleculen kunnen binden
Spijsverteringshormonen
Hormonen die de spijsvertering beïnvloeden
Hormonen
Signaalmoleculen die door hormoonklieren worden afgegeven
Hormoonspiegel (hormoonconcentratie)
De concentratie van een hormoon in het bloed
Releasing hormonen (RH)
Hormonen die de productie van hormonen door de endocriene cellen in de hypofysevoorkwab stimuleren
Neurohormonen
Hormonen die zijn gevormd door neuronen
Bijniermerg
Binnenste gedeelte van de bijnieren dat hormonen produceert
Conductoren
Neuronen die impulsen geleiden
Motorisch neuron (bewegingszenuwcel)
Neuron dat impulsen geleidt van het centrale zenuwstelsel naar spieren en klieren
Merg
Binnenste, witte gedeelte van de grote en kleine hersenen
Prikkel
Invloed uit het milieu op een organisme waardoor in zintuigcellen impulsen ontstaan
Effectoren
Spieren die reageren op impulsen door samen te trekken of te ontspannen en klieren die reageren op impulsen door stoffen af te scheiden
Gevoelscentrum
Plaats in de grote hersenen waar impulsen van zintuigcellen aankomen en worden verwerkt
Neuronen (zenuwcellen)
Cellen die impulsen geleiden en neurotransmitters afgeven
Animaal zenuwstelsel
Deel van het zenuwstelsel dat vooral de bewuste reacties en de houding en beweging van het lichaam regelt
Receptoren (zintuigcellen)
Cellen die prikkels opvangen uit het milieu en omzetten in impulsen
Impulsen
Soort elektrische signalen die neuronen kunnen ontvangen, geleiden en doorgeven
Neuriet (axon)
Uitloper van een neuron die impulsen van het cellichaam af geleidt
Gliacellen
Cellen in het zenuwweefsel die zich kunnen delen en onder andere zorgen voor de stevigheid van het zenuwweefsel, het aanmaken van myeline, het beschermen en voeden van neuronen en het handhaven van de homeostase van de weefselvloeistof die de neuronen omgeeft
Spinale ganglia (ruggenmergszenuwknopen)
Verdikkingen in de gevoelszenuwen vlak bij het ruggenmerg die worden gevormd door een opeenhoping van cellichamen van sensorische neuronen
Zenuwstelsel
Stelsel dat je op grond van de bouw kunt indelen in het centrale zenuwstelsel en het perifere zenuwstelsel; op grond van de functie kun je het indelen in het animale en autonome (of vegetatieve) zenuwstelsel
Sensorisch neuron (gevoelszenuwcel)
Neuron dat impulsen geleidt van zintuigcellen (receptoren) naar het centrale zenuwstelsel
Witte stof
Hierin bevinden zich de uitlopers van schakelneuronen
Autonoom zenuwstelsel (vegetatief zenuwstelsel)
Deel van het zenuwstelsel dat vooral de werking van inwendige organen regelt
Hersencentrum
Plaats waar in de grote hersenen impulsen aankomen en worden verwerkt en waar impulsen kunnen ontstaan
Dendriet
Uitloper van een neuron die impulsen ontvangt en naar het cellichaam toe geleidt
Axon (neuriet)
Uitloper van een neuron die impulsen van het cellichaam af geleidt
Zenuwcellen (neuronen)
Cellen die impulsen geleiden en neurotransmitters afgeven
Hersenschors
Buitenste, grijze (sterk geplooide) gedeelte van de grote en de kleine hersenen
Cell junction
Verbinding tussen cellen in meercellige organismen
Verlengde merg
Onderste deel van de hersenstam
Kleine hersenen
Coördineren alle bewegingen van het lichaam
Grote hersenen
Deel van het centrale zenuwstelsel waar impulsen van zintuigen aankomen en worden vertaald in bewuste waarnemingen en waar nieuwe impulsen ontstaan
Synaps
Spleet tussen het uiteinde van een axon van een neuron en een doelwitcel waar een impuls van de ene cel naar de andere cel wordt doorgegeven
Perifeer zenuwstelsel
Bestaat uit zenuwen die alle delen van het lichaam verbinden met het centrale zenuwstelsel
Hersenstam
Gedeelte tussen de grote hersenen en het ruggenmerg dat impulsen van de grote en kleine hersenen naar het ruggenmerg geleidt en omgekeerd
Cellen van Schwann
Gliacellen die veel axonen omgeven
Schakelcel (schakelneuron)
Neuron dat impulsen geleidt binnen het centrale zenuwstelsel
Neurotransmitters
Signaalmoleculen die worden afgegeven door neuronen
Zenuw
Hierin liggen uitlopers van neuronen bij elkaar
Grijze stof
Hierin bevinden zich de cellichamen van schakelneuronen
Centraal zenuwstelsel
Bestaat uit de grote hersenen, de kleine hersenen, de hersenstam en het ruggenmerg
Bewegingscentrum
Plaats in de grote hersenen waar impulsen ontstaan voor bewegingen die je bewust wilt maken
Myelineschede
Ligt om (veel) axonen heen; bestaat uit gliacellen (cellen van Schwann)
Dubbele innervatie
Het doelwitorgaan wordt geïnnerveerd door een zenuw van het orthosympatische zenuwstelsel en een zenuw van het parasympatische zenuwstelsel
Reflexboog
Weg die impulsen afleggen bij een reflex
Parasympatisch zenuwstelsel
Deel van het autonome (of vegetatieve) zenuwstelsel dat de organen zodanig beïnvloedt dat het lichaam in een toestand van rust en herstel kan komen