Wat is een noxe? | - noxa/noxe (=schade)
- een noxe is een schadelijke prikkels
- nocisensoren (=pijnzintuigen) gevoelig voor beschadiging
er zijn verschillende soorten noxe:
- exogene noxe (van buiten)
- endogene noxe (van binnen) |
Hoe ontstaan ziekte? | - in het lichaam is een dynamisch evenwicht = homoiostasis = homeostase
- balans tussen lichamelijk, geestelijk, sociaal (economische) aspecten
- iedere ziekte heeft een oorzaak alleen is deze niet altijd bekend
- monocausaal/multicausaal
- ethiologie van een ziekte = oorzaak van een ziekte |
Wat is een endogene noxe? | afwijkende genen of chromosomen:
- immuundeficienties
- enzymdeficienties
anatomische afwijkingen
bij de embryo in de baarmoeder:
- medicamenten, drugs, zuurstoftekort, virusinfectie |
Wat is een exogene noxe? | fysisch:
- druk, thermisch, elektrisch, straling, geluid, zuurstoftekort
chemisch:
- etsende stoffen, giffen
biologisch:
- infecties, virussen, schimmels
oorzaken gelegen in de voeding |
Wat zijn oorzaken gelegen in de voeding als het om een exogene noxe gaat? | het voedsel kan:
- besmet zijn
- andere ziekmakende bestanddelen bevatten
- kwantitatief of kwalitatief onjuist van samenstelling zijn
- vitaminen
- sporenelementen |
Waar hangt het aanpassingsvermogen van de cel vanaf? | - soort cel
- celdelingsfase
- celleeftijd
- celconditie |
Welke celveranderingen qua groeistoornissen en structuur kunnen er optreden? | - hypertrofie: de cel wordt groter
- hyperplasie: het aantal cellen neemt toe
- metaplasie: cellen gaan zich in een andere richting differentiëren
- neoplasie: autonome celgroei/bijvoorbeeld ten gevolge van oncogene virussen |
Welke celveranderingen qua regressieve veranderingen kunnen er optreden? | - een achteruitgang (regressie) in de functie van de cel
door het inwerken van de noxe kunnen er verschillende dingen gebeuren:
- de cel herstelt
- de cel verandert
- necrose - de cel gaat dood
achteruitgang in functie en structuur op cel en weefselniveau:
- degeneratie
- atrofie en necrose |
Wat is degeneratie? | ophoping van abnormale substanties in of tussen de cellen:
- hydrophische degeneratie
- vettige degeneratie
- hyaliene verandering
- mucoïde verandering
- dystrofische calcificaties: kalk |
Wat gebeurt er na necrose van de cel? | - regeneratie: de cellen worden vervangen door gelijkwaardige cellen
- reparatie: de cellen worden vervangen door bindweefsel
- dood treedt in: te veel cellen zijn doodgegaan
- gangreen: een klinische term, een zwartverkleuring van het necrotisch weefsel |
Hoe beschermen we ons tegen noxe? | afweer:
- aspecifiek, specifiek
normaliter kunnen cellen op prikkels reageren en zich aan de prikkel aanpassen
sleutel tot afweer is herkenning
niet specifieke immuniteit:
- fysieke barrière (huid/slijmvliezen)
- ontstekingsreactie
specifieke immuniteit: T en B lymfocyten |
Hoe werkt aspecifieke afweer? | natuurlijke immuniteit zit standaard in ons lichaam gebouwd:
- fysisch: barrièrefunctie: huid, slijmvliezen, bacteriedodende stoffen: zweet, talg, maagzuur, trilhaarepitheel luchtwegen
- eiwitten
- cellen: granulocyten, macrofagen (ontstaan uit monocyten)
door de aspecifieke weerstand ontstaat een ontstekingsreactie |
Hoe werkt de specifieke afweer | verworden immuniteit, deze ontstaat pas nadat het lichaam in contact is geweest met een bepaalde ziekteverwekker (virus/bacterie):
- eiwitten (immunoglobuline)
- cellen:
witte bloedcellen (leukocyten) onderverdeeld in granulocyten:
- neutrofiele, eosinofiele, basofiele granulocyten
monocyten
lymfocyten: T en B lymfocyten |
Wat doen granulocyten? | - door te vaatwand heen
- fagocytose van bacteriën
- werking is minder dan dat van de macrofagen |
Wat doen monocyten (macrofagen) | - de monocyten na enkele dagen in de bloedbaan nestelen zij zich als macrofagen in het weefsel
- macrofagen zijn aanwezig in bindweefsel huid/darmwand/longblaasjes |
Wat doen macrofagen? | - fagocytose
- antigeen presenteren aan specifieke immuunsystemen
- afgifte interleukine: lymfocyten lokken naar geïnfecteerd weefsel |
Wat is kenmerkend voor specifieke afweer? | - deze vorm van immuniteit richt zich tegen zeer specifieke micro-organismen
- kenmerkend is het aspect van het geheugen, dat wil zeggen dat de immuniteit pas ontstaat na contact met een micro-organismen |
Wat doen T-lymfocyten? | - ontstaan in thymus gaan daarna naar de lymfeklieren
- cellulaire immuniteit zijn als cellen rechtstreeks betrokken bij onschadelijk maken lichaamsvreemde stoffen
verschillende types:
- T-regulator cellen (helper/supressor)
- T-effector cellen (killer/geheugen) |
Wat doen B-lymfocyten? | - ontwikkelen zich in beenmerg tot immuuncompetente cellen, verspreiden zich naar lymfeklieren/darmwand/tonsillen
- B-lymfocyten vormen zich tijdens de primaire immuunrespons tot plasma cellen
- plasmacellen produceren immunoglobulines (humorale immuniteit) |
Wat zijn Immunoglobulines? | - verschillende soorten: IgA, IgD, IgE, IgG, IgM
- functie: deze eiwitten kunnen zich specifiek binden aan membraan bacterie of virus, waardoor die daarna eenvoudig door macrofagen worden getraceerd en vernietigd
- bij bepalingen in plasma om infectie op te sporen prikt men specifieke IgM en IgG |
Wat gebeurt er bij herhaalde infectie? | - bij een herhaalde infectie wordt de bacterie/virus veel sneller door T-geheugencellen in contact gebracht met de geheugen B-cellen
- hierdoor snelle vorming tot plasmacellen en immunoglobuline |
Hoe zorgt het lichaam voor hemostase/bloedstelping | hemostase is een cascade van stollingsfactoren:
- intrinsieke stolling: door een factor van de trombocyten (bloedplaatjes)
- extrinsieke stolling: door een weefselfactor
indien er onvoldoende aanwezig is geen stolling (hemofilie)
einddoel stollingsfactoren:
- omzetten van fibrinogeen in fibrine, dit vormt de fibrine draden
- bloedstolsel = korstje: prop met fibrine draden met daarin gevangen erytrocyten |
Wat is een ontstekingsreactie? | - een lokale reactie op een weefselbeschadiging
- deze reactie wordt aspecifiek genoemd omdat totaal verschillende oorzaken hetzelfde tot gevolg hebben
- een ontstekingsreactie vindt plaats in het bindweefsel, wat overal te vinden is in ons lichaam, waardoor het zich overal kan voordoen
doel ontstekingsreactie:
- de grootte van laesie beperken
- herstelmogelijkheden te scheppen
Bij een ontsteking komen ook ontstekingsmediatoren vrij: prostaglandines/bradykinine/histamine |
Wat is het verschil tussen een ontsteking en een infectie? | - ontsteking is een lokale reactie op weefselbeschadiging
- infectie is een ontsteking die veroorzaakt wordt door micro-organismen |
Wat gebeurt er bij weefselbeschadiging? | vasodilatatie:
- veroorzaakt sterk verhoogde bloedstroming
- roodheid (rubor)
- warmte (calor)
verhoogde permeabiliteit vaatwand:
- verder uitlekken vocht/plasma eiwitten
- zwelling/oedeem (tumor)
- pijn (dolor) |
Wat doen de ontstekingsmediatoren? | prostaglandine:
- verlaging prikkeldrempel pijn receptoren
- vasodilatatie
bradykinine:
- vasodilatatie
histamine:
- vasodilatatie |
Wat zijn de functies van vasodilatatie en verhoogde permeabiliteit bij een ontstekingsreactie? | vasodilatatie:
- toename O2 toevoer
- verhoogde afvoer afvalproducten
verhoogde permeabiliteit:
- specifieke antilichamen tegen lichaamsvreemde organisme kunnen het interstitium binnen stromen |
Wat zijn de klassieke lokale ontstekingsverschijnselen? | - rubor: roodheid
- calor: warmte
- tumor: zwelling
- dolor: pijn
- functio laesa: gestoorde functie |
Welke eigenschappen hebben de cellen die betrokken zijn bij een ontstekingsreactie? | leukocyten:
- fagocytose (neutrofiele) leukocyten kunnen bacteriën/dode celresten/schadelijke deeltjes omsluiten en vernietigen
- diapedese: leukocyten bewegen zich door de wand van een capillair
- amoebe bewegelijkheid (granulocyten)
- chemotaxis: chemische stoffen prikkelen de leukocyt tot een versneld bewegen in de richting van de ontstekingshaard |
Welke soorten ontstekingen zijn er? | - naar orgaansysteen
- naar de duur van de ontsteking
- naar het verschijnsel dat op de voorgrond staat
de duur van een ontsteking kan verschillen tussen:
- acuut
- subacuut
- chronisch: een chronische prikkel die aanhoudt veroorzaakt een chronische ontsteking |
Wat is de indeling naar verschijnsel bij ontstekingen? | - hyperemisch: voornamelijk roodheid brandwond
- exsudatief: vocht/exsudaat
- sereus: brandblaar/pleuritis
- fibraneus: fibrine darm
- caterraal: slijmvliesontsteking
- neus: verkoudheid
- darm: colitis |
Wat zijn overige algemene symptomen bij een ontsteking? | bij een ernstige ontsteking of als er veel weefsel is beschadigd, blijft het niet bij plaatselijke verschijnselen, maar komen voor:
- algehele malaise: algehele staat van ongemak, vermoeidheid of ziekte
- koorts onder andere ten gevolge van toxine bacteriënt/afsterven cellen pyrogenen
- leucocytose: toename van het totaal aantal witte bloedcellen
- tachycardie: een snel/onregelmatig hartritme |
Wat is een wond? | verbreking van de normale continuïteit van het weefsel:
- bijvoorbeeld: snijwond, steekwond, schaafwond
maar ook:
de zogenaamde gesloten verwonding waarbij de huid intact blijft maar de ronder liggende weefsels beschadigd zijn:
- bijvoorbeeld bloeduitstorting |
De wongenezing kan beïnvloed worden door: | plaatselijke factoren:
- plaats van de wond, vorm en diepte
- aard verwonding
- weefselbeschadiging
- verontreiniging
- bloedvoorziening, etc
algemene factoren:
- leeftijd, weerstand, ziekten |
Welke fases van wondgenezing zijn er? | reactiefase:
- ontstekingsfase (eerste week)
herstelfase
- proliferatiefase (=regeneratiefase)
- organisatiefase (3 weken en >) |
Waaruit bestaat bindweefsel? | cellen:
- fibroblasten, macrofagen, mestcellen, plasmacellen
vezels:
- collageen, elastine, reticulaire
grondsubstantie |
Welke soorten bindweefsel zijn er? | losmazig:
- stratum papillare/reticulare van de dermis
- vult ruimte tussen spieren en fascie
- in serosa van borst en buikholte
- ondersteunt epitheel in slijmvliezen
dicht:
- pezen, banden |
Welke bindweefsels zijn er met speciale eigenschappen? | - vetweefsel
- hemopoietisch weefsel
- steunweefsel: kraakbeen, beenweefsel |
Wat zijn de functies van bindweefsel? | steunfunctie:
- kapsels organen, pezen, ligamenten
afweer:
- fagocyterende en antilichaam vormende cellen
voeding:
- in bindweefsel voorkomende bloedvaten
bindweefsel heeft een groot regeneratief vermogen en gebieden die door ontsteking of door mechanisch geweld zijn vernietigd, worden makkelijk hersteld |
Wat doet een fibroblast? | - verantwoordelijk voor de aanmaak van bindweefsel
- ze kunnen zich in beschadigd bindweefsel sterk vermenigvuldigen om door middel van matrix en collageen synthese reparaties uit te voeren
- in de huid zijn fibroblasten in staat een gapende wond te sluiten met littekenweefsel
- kunnen zich in weefsels verplaatsen
- worden door middel van ontstekingsmediatoren geprikkeld |
Wat gebeurt er in de proliferatiefase van de wondgenezing? | - de drie hoofdfases van herstel zijn niet strikt in tijd gescheiden zodat de proliferatiefase al begint terwijl de ontstekingsfase nog in volle gang is
- proliferatiefase wordt ook wel: fibroblasten fase of granulatie fase genoemd
- toename aantal cellen (fibroblasten/angioblasten) in wondgebied
- vorming capillair netwerk: vorming granulatieweefsel |
Wat is granulatieweefsel? | - bij een vers defect (bijvoorbeeld na incisie in de huid) ontstaat in eerste instantie een bijzonde vorm van bindweefsel: granulatie weefsel
- het dankt zijn naam aan het hobbelige aspect, dat ontstaat door een grote vaatrijkdom
- vaatrijk en korrelig bindweefsel dat zicht vormt op de bodem van een wond
- uit dit weefsel ontstaat het litteken |
Welke fases heeft de proliferatiefase? | wondcontractie:
- door ordening myofibroblasten, fibroblasten kunnen zich in de fase van littekenvorming zicht omvormen tot myofibroblasten
productiefase:
- productie van collageen, herstel van de weefsel continuïteit |
Wat gebeurt er in de organisatiefase van de wondgenezing? | - herstel weefselkenmerken
remoddeling/epithelisatie:
- versterking bindweefsel (treksterkte bindweefsel)
- ingroei van zenuwvezels
- reorganisatie van het vaatbed
- sterke afname fibroblasten
- terug naar normale turnover rate |
Wat zijn kenmerken van littekenweefsel? | - ondanks alle functionele aanpassingen zal littekenweefsel nooit de eigenschappen van het oorspronkelijke weefsel herkrijgen
- treksterkte blijft lager dan oorspronkelijk het geval was |
Wat zijn kenmerken van huidverwonding? | - infectiegevaar (barrièrefunctie verdwenen)
- iedere open wond is besmet, gecontamineerd
- verlies vocht (groot probleem bij brandwonden) |
Hoe maak je een inschatting van de ernst van een verwonding? | soms vlak na de verwonding moeilijk in te schatten bijvoorbeeld bij:
- brandwonden: diepte verbranding
- bijtwonden: crush letsel
- pletwonden
- elektrische wonden: soms necrose spieren
belangrijk om te weten om proces wondgenezing zo goed mogelijk te laten verlopen |
Op welke manieren kun je huidverwonding genezen? | primaire wondgenezing:
- doormiddel van een hechting
- de wondranden sluiten tegen elkaar en het wondherstel verloopt snel
- een wond niet ouder is dan 6 uur
secundaire wondgenezing:
- cellen uit de epidermis en dermis proberen het gat te dichten
- fibroblasten zullen trachten vanuit de diepte het gat te overbruggen |
Wat is primaire wondgenezing? | - sanatio per primam intentionem:
- gunstige situatie: 'mooie' wond
- wondranden dicht bij elkaar weinig verontreiniging
operatiewond: meest 'ideale' wond |
Wat is secundaire wondgenezing? | - sanatio per secundam intentionem:
- minder gunstige situatie: groot defect
- rafelige wondranden (necrose)
- verontreiniging
wond moet dichtgranuleren over grote afstand, dit geeft een breed, lelijk, minder sterk litteken |
Waarvan is de huidgenezing afhankelijk? | welke lagenbeschadigd zijn:
- epidermis
- dermis
hoe groot de beschadiging is |
Wondgenezing bij alleen beschadiging epidermis? | - in staat tot volledige regeneratie
- bij oppervlakkige verwonding zoals schaafwonden groeit de opperhuid opnieuw vanuit het stratum basale |
wondgenezing bij beschadiging epidermis/dermis? | - bij diepere wonden tot in de oppervlakkige dermis regenereert de opperhuid vanuit de nog aanwezige epitheliale structuren:
- haarzakjes, talgklieren en zweetklieren |
Wondgenezing bij beschadiging dermis? | - het defect in eerste instantie opgevuld en gesloten door een fibrine stolsel
- wondcontractie myofibroblasten
- hierna ontstaat granulatieweefsel
- de dermis regenereert dus niet, maar wordt opgevuld met een vrij starre bindweefselmatrix (littekenweefsel)
- de dermale adnexen worden niet opnieuw gevormd |
Wat is de indeling van wonden? | - uitwendig/inwendig
- open/gesloten
- acuut/chronisch
- gecompliceerd/ongecompliceerd
- toestand van de wondranden
- ontstaanswijze: mechanisch/fysisch/chemisch
- WCS-classificatiemodel (op basis van kleur) |
Wat is contractuurvorming? | Door litteken contractie. Het is een complicatie bij bijvoorbeeld brandwonden. Littekencompressie bevordert de genezing zonder hypertrofie. |