level: week 2
Questions and Answers List
week 2
level questions: week 2
Question | Answer |
---|---|
Wat zijn de vereisten van vermenging (art. 5:15 BW)? | Het vermengen van vloeistoffen, gassen, zand etc Vormen 1 zaak - Sprake zijn van twee roerende zaken - Deze zaken behoren toe aan verschillende eigenaren - Deze zaken zijn vermengd 1 zaak en niet meer individualiseerbaar Hoofdzaak -> natrekking Geen hoofdzaak -> mede-eigendom |
Wat zijn de vereisten van een hoofdzaak? (art. 5:14 lid 3 BW)? | 1. Waardecriterium - Dit criterium moet aanmerkelijk zijn - Overstijgen de waarden van de zaken elkaar? - Je kan dit criterium niet snel aannemen (HR Glencore/Nationale Borg-maatschappij) 2. Verkeersopvattingen - Niet relevant bij vermenging |
Wat zijn de gevolgen wanneer sprake is van een hoofdzaak en wanneer niet? (art. 5:14 BW). | Wanneer sprake is van een hoofdzaak, dan behoort de hoofdzaak tot de eigenaar (lid 1). Wanneer er geen sprake is van een hoofdzaak, worden de verschillende eigenaren mede-eigenaren (lid 2). Er ontstaat hier een nieuwe zaak en een gemeenschap (art. 3:166 BW), omdat zij ieder een aandeel evenredig in de waarde van de zaak hebben. Hierdoor gaat het eigendomsrecht teniet. |
Wat gebeurt er met een pandrecht op een nieuwe zaak? | Art. 3:81 lid 2 sub a BW: beperkte rechten gaan teniet wanneer het recht teniet gaat. HR Glencore/Nationale Borg-maatschapij stelt dat er een nieuw pandrecht van rechtswege rust op de nieuwe zaak. |
Wat zijn de betekenis en vereisten van zaaksvorming? (art. 5:16 BW) | Iemand vormt uit roerende zak/zaken een nieuwe zaak. Oorspronkelijke zaak bestaat nier meer 1. Uit een of meer roerende zaken 2. Sprake van een nieuwe zaak met een nieuwe identiteit 3. Iemand vormt de zaak (scheppende arbeid) - Arbeid moet niet te simpel zijn (kost tijd en moeite) - Een doordacht productieproces moet ten grondslag liggen |
Wat zijn de regels voor wie de eigenaar wordt van de nieuwe zaak bij zaaksvorming? | Art. 5:16 BW Lid 1: hoofdregel -> wanneer iemand een nieuwe zaak vormt, wordt deze eigenaar van de oorspronkelijke zaken. Wanneer sprake is van verschillende eigenaren, dan moet je kijken naar art. 5:14 en art. 5;16 BW (is er sprake van een hoofdzaak)? Lid 2: uitzondering -> vormt iemand voor zichzelf of voor een ander (doen vormen). - Gezichtspunten uit HR Breda/St. Antonius: wie heeft de beslissende invloed op wijze van productie en op de vorm van het eindproduct? Wie draagt het risico ter zake van verliezen wegens tegenvallende bruikbaarheid, verhandelbaarheid of winstgevenheid van het product? Geen sprake van lid 2, wanneer de kosten te gering zijn. |
Wat zijn de vereisten van natrekking (art. 5:14 BW)? | Natrekking = voorheen individuele zaken worden 1 zaak Art. 5:3: eigenaar van roerende of onroerende zaak is ook eigenaar van de bestanddelen van die zaak. 1. Sprake van twee of meer roerende zaken 2. Deze behoren toe aan verschillende eigenaren 3. Een van deze zaken moet een bestanddeel worden van de ander. Art. 3:4 BW gaat over bestanddelen: Lid 1: verkeersopvattingen -> op grond hiervan is een zaak een bestanddeel geworden van een andere zaak? Lid 2: Schadecriterium: een zaak wordt bestanddeel van een hoofdzaak, wanneer deze zodanig met elkaar zijn verbonden, dat zij zonder beschadiging niet meer kunnen worden afgescheiden. HR UTB/Glencore: er moet sprake zijn van fysieke verbondenheid. Wanneer een zaak technisch gezien wel uit elkaar kan worden gehaald, maar dit kost veel, dan is er ook sprake van een schadecriterium. Als je iets vrij makkelijk kan weghalen zonder enige beschadiging, dan is er geen sprake van het schadecriterium Geen sprake van een hoofdzaak bij natrekking? Dan sprake van een nieuwe zaak waarvan de oude zaken de bestanddelen vormen. Dit leidt tot mede-eigendom van de eigenaren van de oude zaken, evenredig aan de waarde daarvan -> gemeenschap (art. 3:166 lid 2 BW), |
Wat is oneigenlijke vermenging? Welk arrest hoort bij dit leerstuk? | Twee zaken zijn identiek en die worden bij elkaar neergelegd. Deze zaken veranderen in principe niet, maar komen in een omgeving terecht waar ze niet meer individualiseerbaar zijn. HR Teixeira de Mattos: 1. Houder wordt vermoed bezitter te zijn (art. 3:109 BW) 2. Bezitter wordt vermoed eigenaar te zijn (art. 3:119 BW) 3. Tegenbewijs is toegestaan, maar praktisch lastig (bewijsnood) Eigenaar blijft eigenaar van de zaak, maar revindicatie is niet meer mogelijk. |
Wat houden de arresten Depex/bergel en Prorail/Stichting Rijswijk in? | Het gaat hier om de vraag of een zaak bestanddeel is geworden van een andere zaak (art. 3:4 BW). De arresten geven de volgende gezichtspunten weer: Depex/Bergel: 1. zaken in constructief opzicht specifiek op elkaar afgestemd (bestemmingscriterium)? - Zaak ontworpen voor de andere zaak? - Past de zaak precies in het gebouw? 2. De geschiktheid van de zaken (onvoltooid criterium) - is de zaak onvoltooid zonder de andere zaak? Functie van de apparatuur in het productieproces is NIET van belang Prorail/Stichting Rijswijk 3. Zaak heeft tijdelijke functie als hulpconstructie? Sprake van bestanddeel? -> art. 5:20 lid 1 sub e BW: sprake van natrekking van onroerende zaken. |
Wat houdt de verticale en horizontale strekking ? | Hoofdregel = verticale natrekking Datgene wat op de grond van iemand is gebouwd wordt door natrekking eigendom van de eigenaar van de grond. Uitzondering: horizontale natrekking (art. 5:20 lid 1sub e BW) * Sprake van een bestanddeel van een andere zaak (art. 3:4 BW)? - Verkeersopvattingen of schadecriterium. |
Wat houdt het arrest Portacabin in? | Dit arrest gaat over de vraag of een gebouw of werk via art. 5;20 lid 1 sub e BW, als eigendom is van de eigenaar van de grond waarop het gebouw of werk staat. Het moet voor derden kenbaar zijn dat het gebouw of werk verenigd is met jouw grond, want het gaat om goederenrechtelijke verhoudingen. Gezichtspunten: 1. Naar aard en inrichting bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven. 2. Duurzame bestemming moet naar buiten blijken 3. De verkeersopvattingen zijn geen zelfstandige maatstaf/niet doorslaggevend, maar wel indirect van belang voor de vraag of een object duurzaam met de grond is verenigd. |
Wat is het verschil tussen BIJ de erfgrens en OP de erfgrens? | BIJ de erfgrens = natrekking van grond (art. 5:20 BW) OP de erfgrens = mandeligheid (art. 5:62 BW) |
Wat is gemeenschap (art. 3:166 BW)? | Wanneer een of meer goederen toebehoren aan twee of meer deelgenoten gezamenlijk. Betrekking op alle soorten goederen. Meerdere eigenaren van een goed. Bij een bijzondere relatie -> gezamenlijk bevoegd zijn tot overdragen. |
Wat houdt het Love Love arrest in? | Hier was sprake van een schip in aanbouw. Het schip dreef al op water, maar er moest nog veel gebouwd worden. Er was al een motor en navigatieapparatuur ingebracht in het schip. Was hier sprake van zaaksvorming of natrekking? Een drijvende schip heeft een eigen ideniteit. De eigenaar wordt hier door natrekking eigenaar van het afgebouwde schip, inclusief de motor en navigatie. |
Wat houdt het arrest kuikenbroederij in? | Gaat over zaaksvorming voor zichzelf. Een kunstmatig uitgebroed keuken wordt gezien als een nieuwe zaak, met een nieuwe identiteit op grond van de verkeersopvattingen. Kuiken ondergaat door het ei te verlaten een gedaanteverwisseling. Eigendomsvoorbehoud op eieren vervalt. |
Wat is eigendomsvoorbehoud (art. 3:92 jo. 3:91 jo. 3:90 BW)? | In de koopovereenkomst is afgesproken dat de verkoper van een roerende zaak eigenaar blijft zolang er niet betaald is. De overdracht is geldig maar heeft een opschortende voorwaarde. Kan slechts bedongen worden voor vorderingen in art. 3:92 lid 2 BW. Vervreemdelings-bevoegdheidsclausule kan impliciet of expliciet worden overeengekomen. HR Love love: dat het goed tot doorlevering is bestemd, is niet voldoende voor deze clausule. Hier kan de derde-verkrijger beroepen op derdenbescherming via art. 3:86 BW |
Wat is mandeligheid (art. 5:60 BW)? | Gemeenschappelijke eigendom van onroerende zaak van eigenaren van twee of meer erven, door de eigenaren bestemd tot gemeenschappelijke nut. Dit ontstaat door een rechtshandeling: notariele akte + inschrijving daarvan. Anders is er alleen sprake van een 'gewone' gemeenschap. Soms bepaalt de wet dat mandeligheid auotmatisch ontstaat (geen vestigingshandeling nodig) -> art. 5:62 BW. Wettelijke mandeligheid = scheidsmuur, hek of heg (art. 5:62 lid 1 BW) Art. 5:66 BW: overdracht aandeel in mandelige zaak * Lid 3: wanneer je niet kan overdragem |
Wanneer eindigt mandeligheid? (art. 5:61 BW)? | Wanneer de gemeenschap eindigt, er is nog slechts 1 eigenaar. (verdeling is niet mogelijk, art. 5:63 lid 2 BW). Gemeenschappelijk nut van erven wordt opgeheven bij notariele akte en inschrijving daarvan. Nut van de zaak voor elk van de erven eindigt. Wettelijke mandeligheid eindigt indien niet meer is voldaan aan de vereisten van art. 5:62 BW (de grens tussen de erven is verlegd). |