| Wat is de openbare orde (noem ook een kenmerk)? | = de normale gang van zaken op openbare plaatsen
- de vrijheid om veilig van deze plaatsen gebruik te maken in overeenkomst met hun bestemming |
| Wanneer spreken we van een verstoring van de openbare orde? | doordat de bewegingsvrijheid wordt aangestast of doordat personen en/of goederen in gevaar gebracht worden
- onderscheid tussen kleinschalige- en grootschalige ordeverstoring |
| Welke termen komen bij grootschalige ordehandhaving kijken en wat houden deze in? | - crowd control en riot control: als het gaat om maatregelen om het gedrag van groepen mensen in te perken;
- crowd management: systematische planning voor de sturing die plaatsvindt tijdens het ordelijke verloop van gebeurtenissen waar veel mensen aanwezig zijn;
- public order management: systematische planning voor en het sturing geven aan openbare gebeurtenissen waarbij het risico bestaat voor het verstoren van de openbare orde. |
| Wat is het knoppenmodel? | = model waarin primaire-, secundaire- en vooral besturende processen op strategisch, tactisch en operationeel niveau zijn vastgelegd.
-doel: duidelijkheid krijgen van welke taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden verschillende actoren hebben en om een eenduidige basis voor bestuurlijke en operationele informatiestromen op te leggem |
| Welke twee type orderverstoorders onderscheiden Muller e.a.? | 1. gelegenheidsverstoorders: zijn incidenteel betrokken bij ordeverstoring (gelegenheidsgerichte aanpak nodig)
2. notoire ordeverstoorders: zijn stelselmatig betrokken bij ordeverstoring (persoonsgerichte aanpak nodig) |
| Welke dingen zijn bij het managen van publieke evenementen erg belangrijk? | - gedegen voorbereiding,
- voorkomen en beperken van gelegenheden voor ongestraft geweldgebruik,
- monitoren van het gedrag van betrokkenen,
- optijd en kleinschalig interveniëren,
- op een geloofwaardige wijze vriendelijk en streng hanteren en handhaven van tolerantiegrenzen |
| Wat is de rol van de burgemeester als het gaat over de handhaving van de openbare orde? | - wordt geadviseerd door de politie m.b.t. de beslissingen omtrent de handhaving openbare orde;
- legt verantwoording af aan gemeenteraad voor handelen politie;
- onderdeel van driehoeksoverleg met OvJ en korpschef
- rechterlijke en bestuurlijke controle zijn beperkt |
| Wat houdt de informatie-inwinning door de politie in? | de politie wint informatie in over de bewegingen en activiteiten van groepen personen en over de eventuele gevolgen hiervan voor de openbare orde. zo kunnen ze de burgemeester in staat stellen de door hem te nemen beslissingen ter handhaving van de openbare orde goed te nemen. |
| Wat is het gevolg van het vaak op gespannen voet met elkaar liggen van de legitimiteit en effectiviteit van het politieoptreden? | dat de opleiding en organisatie van de ME is aangepast, om zo in te spelen op de toenemende behoefte aan flexibiliteit tijden optreden in een grote diversiteit van situaties. (lijkt nu meer onderdeel uit te maken van public order management) |
| Welke twee benaderingen van public order management onderscheiden McPhail e.a.? | 1. escalated force-benadering
2. negotiated management |
| Wat houdt de escaleted force-benadering in? | - eenzijdig aandacht voor riot control (hard, repressief, reacties, confrontatie gericht)
- is paramilitair en oplossingen worden vaak gezocht in meer en verdergaande technologie, (geweld)middelen en bevoegdheden
- bij een minder eenzijdige (op riot control gerichte) benadering wordt er meer gefocust op handhaving van mensenrechten en op het toepassen van de principes van community policing. |
| Wat houdt negotiated management in? | hierbij wordt aandacht besteed aan samenwerking en communicatie tussen politie en betrokkenen en in zekere tolerantie ten opzichte van relatief geringe verstoringen van de orde. |
| Welke sociologische en psychologische benaderingen staan voorop als het gaat over rellen en de handhaving van openbare orde? | - structureal strain
- flashpoint model |
| Wat houdt het flashpoint model van Waddington e.a. in? | - bevat verschillende stadia in aanloop naar een rel waarbij de flashpoint het startincident is.
- onderscheid zes dimensies: onmiddellijke interactionele dimensie; situationele dimensie; contextuele dimensie; culturele dimensie; sociaalpolitieke dimensie; structurele dimensie |
| Tussen welke twee factoren maakt het initiatie/escalatie model van collectief geweld onderscheidt? | maakt een onderscheid tussen situationele en interactionele factoren die een rol spelen bij het ontstaan van geweld en factoren die verantwoordelijk zijn voor de escalatie van collectief geweld. |
| Welke twee mechanismes die verantwoordelijk zijn voor de initiatie collectief geweld zijn er volgens het initiatie/escalatie model? | = in reactie op een specifieke gebeurtenis die als aanleiding fungeert of schijnbaar spontaan zonder duidelijke aanleiding.
1. reactief geweld: (in verband met agressie theorieën), niet iedere aanleiding wordt gevolgd door geweld;
2. betrokken individuen en groepen zoeken actief naar gelegenheden om rivaliserende groepen te confronteren (young male syndrome = jonge mannen met de neiging geweld te gebruiken omdat ze effecten in de toekomst minder prioriteit geven dan voordelen op korte termijn) |
| welke twee mechanismes zijn verantwoordelijk voor de escalatie van collectief geweld volgens het initiatie/escalatie model? | 1. er zijn gelegenheden om gewelddadig gedrag te vertonen zonder gestraft te worden (ideologisch en niet-ideologisch gemotiveerde orderverstoorders kunnen niet onderscheiden worden);
2. wij-zij antagonisme: bij een groot wij-zij gevoel tussen groepen, zal de frequentie van geweld hoog zijn. |
| Wat houdt de de-individuatie theorie van Zimbardo in? | -doel: geweldpleging in groepen verklaren
- volgens deze theorie leidt het deel uitmaken van een groep tot opwinding en een gevoel van anonimiteit en dat leidt op zijn beurt weer tot ongeremd gedrag |
| Met welke vier strategische principes op openbare ordehandhaving succesvol te maken kwamen Reicher e.a.? | 1. kennis (politietactieken moeten passen bij risico-inschatting > sociale identiteit van betrokken groepen kennen);
2. communicatie (actief en duidelijk communiceren met alle betrokkenen);
3. faciliteren binnen grenzen (redelijke en legitieme doelen van de betrokkenen moet gefaciliteerd worden);
4. differentiatie (onderscheid maken tussen groepen die een bedreiging vormen en groepen die dat niet doen) |
