Beginselen van de Democratische Rechtsstaat
🇳🇱
In Dutch
In Dutch
Practice Known Questions
Stay up to date with your due questions
Complete 5 questions to enable practice
Exams
Exam: Test your skills
Test your skills in exam mode
Learn New Questions
Popular in this course
Learn with flashcards
Manual Mode [BETA]
Select your own question and answer types
Other available modes
Listening & SpellingSpelling: Type what you hear
multiple choiceMultiple choice mode
SpeakingAnswer with voice
Speaking & ListeningPractice pronunciation
TypingTyping only mode
Beginselen van de Democratische Rechtsstaat - Leaderboard
Beginselen van de Democratische Rechtsstaat - Details
Levels:
Questions:
64 questions
🇳🇱 | 🇳🇱 |
Wat is het staatsrecht? | Regels over de organisatie van de overheid en fundamentele normen over de verhouding met de overheid. |
Wat zijn de drie functies van het staatsrecht? | - Constitueren: organen in het leven roepen; - Attribueren: het toekennen van bevoegdheden aan de organen die al geïnstalleerd zijn; - Reguleren: een evenwichtige samenwerking tussen organen. |
Wat zijn de vereisten om van een staat te kunnen spreken? | 1. Gemeenschap (natie), het volk; 2. Grondgebied (territoir); 3. Erkenning van andere staten (externe soevereiniteit); 4. Effectief gezag (interne soevereiniteit). |
Wat is het verschil tussen macht, dwang en gezag? | Macht is feitelijk, het geeft de mogelijkheid om anderen ergens toe te dwingen. Dwang is ongelegitimeerde macht, het wordt afgedwongen. Gezag is gelegitimeerde macht, macht die wordt geaccepteerd door degenen over wie het wordt uitgeoefend. Drie factoren die ervoor kunnen zorgen dat macht gezag wordt zijn: charisma, traditie, 'het werkt'. |
Wat is het verschil tussen materiële en formele constitutie? | - Materiële: houdt het geheel van regels in (meer dan alleen de GW) - Formele: zijn de bronnen waaruit informatie geput kan worden hoe een staat eruit ziet; GW, Statuut, organieke wetten, regels van internationale herkomst, AMvB, conventies (normen die je niet kan schenden), reglementen van orde, ongeschreven staatsrecht. |
Noem de vier pijlers van de rechtsstaat. | 1. Legaliteitsbeginsel; 2. Machtsverdeling; 3. Rechterlijke controle; 4. Grondrechten. |
Nederland voldoet niet aan het systeem van machtenscheiding van Montesquieu. Waaraan is dit te zien? | In Nederland is er meer sprake van machtenspreiding dan van machtenscheiding. De machten lopen op sommige vlakken door elkaar heen, zoals bij het recht van initiatief wat de regering (uitvoerende macht) toekomt; en bij de OM-afdoening waar de OvJ (U-M) uitspraak mag doen van lichte overtredingen. |
Wat is het verschil tussen klassieke- en sociale grondrechten? | - Klassieke grondrechten beschermen de burger tegen de overheid en creëren een overheidsvrije sfeer. - Sociale grondrechten roepen een inspanningsplicht in voor de overheid om bepaalde rechten van de burger te beschermen. |
Wat zijn de twee grondregels die worden nageleefd in de Rechtsstaat? | 1. Geen bevoegdheid zonder grondslag in de wet (legaliteitseis); 2. Geen bevoegdheid zonder controle of verantwoording (ministeriële verantwoordelijkheid). |
Wat is het verschil tussen attributie en delegatie? | - Attributie is het creëren van een nieuwe bevoegdheid; - Delegatie is het overdragen van een al bestaande bevoegdheid aan een ander orgaan (de wet moet dit wel toelaten). |
Wat is de definitie van een staat? | Een organisatie die met voorrang boven andere organisaties effectief gezag uitoefent over een gemeenschap van mensen op een bepaald grondgebied. |
Wat houdt het legaliteitsbeginsel in? | Het optreden van bestuursorganen en rechters berust niet alleen op de wet, maar moet er ook mee in overeenstemming zijn (om machtsmisbruik te voorkomen). |
Wat zijn de vormen van de verantwoordingplicht? | 1. Politieke verantwoordingsplicht; 2. Ambtelijke ondergeschiktheid; 3. Bestuurlijk toezicht; 4. Strafrechtelijke verantwoordelijkheid; 5. Beroep; 6. Wanneer beroep niet mogelijk is, kan bij de burgerlijke rechter een actie uit OD tegen de overheid worden ingesteld; 7. Rechterlijke toetsing van wetgeving. |
Wat is de vertrouwensregel? | De vertrouwensregel is een ongeschreven regen van het Nederlandse staatsrecht die inhoudt dat een minister, staatssecretaris of het kabinet als geheel moeten aftreden als zij niet langer hat vertrouwen genieten van een van de Kamers van de Staten-Generaal. |
Wat is een democratie en volkssoevereiniteit? | Democratie is een staatsvorm waarbij het volk direct of indirect regeert. Er is dan sprake van volkssoevereiniteit: de bron van het staatsgezag is de wil van het volk. De hoogste soevereiniteit ligt bij de grondwetgever, maar de ultieme soevereiniteit ligt bij het volk. |
Wat is het verschil tussen representatieve (indirecte) democratie en directe democratie? | 1) indirect invloed op de beslissingen, door het kiezen van een regering en/of een vertegenwoordigend orgaan. 2) directe invloed op de beslissingen, doormiddel van bijv. een referendum. |
Wat zijn de waarborgen van een democratie? | 1. Invloed door middel van actief en passief kiesrecht in vrije en geheime verkiezingen; 2. Deliberatie: zorgen dat de invloed op een welberaden manier wordt uitgeoefend (politieke grondrechten); 3. Inclusie door gelijke rechten voor iedereen; 4. Transparantie (openbaarheid van informatie en besluitvorming). |
Wat zijn de kenmerken van een presidentieel stelsel? | 1. Uitvoerende- en wetgevende macht zijn strikt gescheiden; 2. Cohabitation mogelijk (president en meerderheid parlement zijn van verschillende partijen); 3. Koning vervangen door een democratisch gekozen president; 4. Geen vertrouwensregel of ministeriële verantwoordelijkheid; |
Wat zijn de kenmerken van een parlementair stelsel? | 1. Uitvoerende macht legt verantwoording af aan het parlement; 2. Ministeriële verantwoordelijkheid en vertrouwensregel; 3. Koning is onschendbaar; |
Welke vormen van ministeriële verantwoordelijkheid kennen we in Nederland? | 1. Politiek (opportuniteit, als minister dien je uit te leggen of je beleid opportuun/ een goed idee is); 2. Strafrechtelijk (legaliteit, als minister moet je voor ambtsmisdrijven naar de HR); 3. Civiel (verantwoordelijkheid voor de civiele rechter); 4. Comptabel (als jij als minister geld uitgeeft waarvoor geen dekking is in de begroting, wordt dat uit je privévermogen verhaald); 5. Omvang (of de bevoegdheid van de minister aansluit bij wat hij doet, uitzonderingen: artt. 42 lid 2 en 44 lid 1 GW); 6. Inlichtingenplicht (art. 68 GW) |
Wat is het verschil tussen monisme en dualisme (in een parlementair stelsel)? | - Monisme houdt in dat er geen scheiding is tussen het parlement en de regering. - Dualisme houdt in dat er een scheiding is tussen het parlement en de ministers. |
Wat zijn voor- en nadelen van een stelsel van evenredige vertegenwoordiging? | - Voor: representatief, iedere stem telt. - Nadeel: versplintering, politisering (steeds vaker en heftigere discussies over politieke vraagstukken), coalitievorming kan lang duren, band tussen kiezer en gekozene is zwak. |
Wat zijn voor- en nadelen van het meerderheidsstelsel? | - Voor: keuze is voorspelbaarder en makkelijker, geen versplintering, snel beslisproces van de regering, belangen lokale bevolking kan worden behartigd, geen tijd kwijt aan coalitievorming. - Tegen: uitslag niet altijd representatief, groot deel stemmen komt te vervallen, moeilijk voor nieuwe partijen, mogelijke radicale koerswijzigingen. |
Wat zijn de voor- en nadelen van een democratie? | - Voor: organiseert veel gezag; - Na: inefficiënt (geen lange termijn-doelen), duur, democratie als waarborg (sommige dingen kan/wil 'het volk' niet over meebeslissen). |
Hoe ziet de (in)formatieperiode eruit? | - Verkennende fase: Wat wil ieder partij (belangen)? – informateur wordt aangesteld om deze belangen in kaart te brengen. - Construerende fase: wanneer enigszins duidelijk is welke partijen misschien samen willen, deze partijen gaan dan onderhandelen. Als dit slaagt: - Formatie fase: er wordt een formateur aangesteld, dit is vaak de minister-president. |
Wat zijn de kenmerken van een wet in materiële zin? | - Algemene regel; - Geldt voor onbeperkte groep personen; - Voor herhaalde toepassing vatbaar; - Met werking buiten de overheid (externe werking); - Vastgesteld door een orgaan dat bevoegd is om regelgeving te produceren. |
Wat houdt de Blanketwet van 1818 in? | Deze wet hield in dat op overtredingen van algemene maatregelen van inwendig bestuur men vervolgd kon worden. Dit gaf Willem I meer macht, hij kon dit op eigen houtje doen. |
Wat vloeit voort uit HR Meerenberg? | Dat de koning de bevoegdheid had om AMvB's in te stellen, maar dat die bevoegdheid uitdrukkelijk uit de GW moest blijken. De HR besloot dat er er een democratische legitimatie moest zijn voor een wet. (Koning mag niets, tenzij in de GW staat dat hij het wel mag, i.p.v. andersom). |
Hoe herken je een AMvB? | - Afkomstig van de gehele regering; - Overeenstemming binnen de ministerraad; - Raad van State heeft advies uitgebracht; - Gepubliceerd in het Staatsblad. |
Wat is een zelfstandige AMvB? | Deze bestaan zonder medewerking van het parlement. Dit kan alleen maar als er geen straf op wordt gesteld of er geen belastende maatregel voor burgers in staan. |
Wat vloeit er voort uit HR Fluoridering? | De HR stelt dat door het toevoegen van fluoride aan het drinkwater het praktisch onmogelijk is geworden om nog 'zuiver' drinkwater te krijgen. Voor zo'n ingrijpende maatregel moet aldus de HR een wettelijke grondslag vereist zijn. |
Aan welke drie aspecten toetst de AARvS een wetsvoorstel? | 1. Aan de beleidsmatige inhoud van wetsvoorstel; 2. Aan juridische kwaliteit van wetsvoorstel; 3. De wetstechnische kwaliteit van wetsvoorstel. |
Wat is het verschil tussen algemene- en specifieke decentralisatie van wetgeving? | - Algemene, doordat de GW of de wet algemene verordenende bevoegdheid verleent ter regeling van de huishouding van een lichaam of van een bepaald terrein van het maatschappelijk leven. - Specifieke, doordat de wet de lagere wetgever opdraagt verordeningen met een duidelijk omschreven doel te maken. |
Wat zijn de verschillende soorten staten? | - Federatie: (bondsstaat); verzameling deelstaten die samen één soevereine staat vormen, met hun eigen GW, het is niet mogelijk om uit de bond stappen; - Confederatie: (statenbond); een unie van soevereine staten, het is wel mogelijk om uit de bond te stappen; - Gedecentraliseerde eenheidsstaat: soevereiniteit ligt bij de centrale overheid, maar lagere overheden hebben een zekere mate van autonomie, vastgelegd in de GW; - Eenheidsstaat: heeft een centrale overheid. |
Wat is een voordeel en een nadeel van decentralisatie? | - Voordeel: het bestuur vindt dichter bij de burger plaats, hierdoor wordt de invloed van de burgers vergroot; democratischer; checks and balances; differentiatie; - Nadeel: er is kans op ongelijke behandeling, regels kunnen per gemeente verschillen (discriminatie); inefficiënt (kost geld); wie kent de lokale bestuurders. |
Wat zijn de twee verschillende vormen van decentralisatie? | - Territoriale decentralisatie: naar gebieden van een staat; - Functionele decentralisatie: naar taken van de staat. |
Wat is het verschil tussen autonomie en medebewind? | - Autonomie: algemene bevoegdheid tot regelgeving & bestuur; er worden zelfstandige bevoegdheden overgelaten aan provincies of gemeentebesturen, ter regeling en bestuur van hun eigen aangelegenheden (hun eigen huishouding), deze bevoegdheden zijn opgenomen in de gemeentewet > art. 124 lid 1 GW; - Medebewind: specifieke bevoegdheden o.b.v. wet die medebestuur 'vordert'; er wordt door een hogere regeling medebestuur en regelgeving verlangd of gevorderd, deze bevoegdheden zijn in een andere wet dan de gemeentewet opgenomen > art. 124 lid 2 GW. |
Wat zijn de kenmerken van decentralisatie en deconcentratie? | - Decentralisatie: bevoegdhedenspreiding (zelfstandige bevoegdheden); geen hiërarchie, wel bestuurlijk toezicht; - Deconcentratie: bevoegdhedenspreiding (zelfstandige bevoegdheden); wel hiërarchie, ambtelijk toezicht. |
Wat zijn de grenzen van autonome verordenende bevoegdheid? | - Territoriale grens (alleen binnen eigen gemeente); - Zijgrens (wetgevers van gelijke rand, maar met een verschillend oogmerk); - Bovengrens (verordening mag een regel van een hoger orgaan niet doorkruisen); - Benedengrens (verordening mag niet in de privésfeer treden). |
Wat zijn de grenzen van de aanvullingsbevoegdheid (van provincie en gemeente)? | - Als de hogere regeling later is gekomen, vervalt de lagere regeling (art. 119 Pwet, 122 Gwet); - Als de lagere regeling er later is gekomen, dan is aanvulling mogelijk, mits: (1) hogere regeling niet uitputtend bedoeld is; (2) geen sprake van doorkruising (art. 118 Pwet, 121 Gwet). |
Welke rechtsregel vloeit voort uit HR Wilnisser Visser? | De HR oordeelt dat de APV verordening de ondergrens van de gemeentelijke verordening bevoegdheid heeft overschreden, doordat er in de privésfeer van de burger getreden wordt en dit mag de gemeente niet doen. |
Welke rechtsregel vloeit voort uit HR Emmense Baliekluivers? | Een gemeentelijke verordening mag niet in strijd komen met een hogere regeling. In dit arrest oordeelt de HR dat deze wet niet voorziet in hetzelfde onderwerp omdat het doel verschilt dat met beide regelingen wordt beoogd. De motieftheorie speelt hier een rol. De kwestie betreft hier de bovengrens. |
Welke rechtsregel vloeit voort uit HR APV Schiermonnikoog? | Lagere regels mogen niet in strijd zijn met hogere regels (bovengrens). Doorkruisen is ook een vorm van strijdigheid. Ondanks dat het onderwerp anders was, werd hier toch geoordeeld dat er sprake van van een doorkruising. |
Wat is een zelfstandig bestuursorgaan (zbo)? | Een bestuursorgaan dat onderdeel uitmaakt van de centrale overheid. Het is bij wettelijk voorschrift met openbaar gezag bekleed en het is niet hiërarchisch ondergeschikt aan een minister. Er kan via art. 70 GW gecontroleerd worden. |
Wat zijn twee vormen van interbestuurlijk toezicht? | 1. Preventies: de wet eist voor bepaalde daden van decentrale overheden vooraf goedkeuring door een orgaan van een 'hoger' lichaam (art. 132 lid 3 GW); 2. Repressief: toezicht achteraf; vernietiging van besluiten door 'hoger' lichaam als deze in strijd zijn met het recht of algemeen belang; bij verwaarlozing (art. 132 lid 4 en 5 GW). |
Wat is het verschil tussen posterieure- en anterieure verordeningen? | - Posterieur: art. 118 Provinciewet en 121 Gemeentewet (eerst hogere regeling, dan verordening), - Anterieur: art. 119 Provinciewet en 122 Gemeentewet (eerst verordening, dan hogere regeling) |
Wat zijn de belangrijkste bronnen van het volkenrecht? | - Verdrag: een overeenkomst tussen twee of meerdere staten (vormvrij); - Gewoonte: algemene en consistente praktijk, oordeel dat er sprake is van een juridische verplichting (opinio iuris). |
Wat houdt 'staatsaansprakelijkheid' in? | Een staat is verantwoordelijk voor ieder handelen en nalaten door de nationale wetgever, executieve, gedecentraliseerde autoriteiten, ambtenaren en rechterlijke macht. |
Wat is het verschil tussen een dualistisch en een monistisch stelsel? | - Monisme betekent dat internationaal recht zonder meer wel uitmaakt van de rechtsorde. - Dualisme gaat ervanuit dat internationaal recht in beginsel slechts staten bindt, de regels moeten eerst worden opgenomen in de nationale rechtsorde willen ze hier werking hebben. |
Wat zijn de stappen die worden doorlopen bij het sluiten van een verdrag? | - Onderhandelingen door daartoe gemachtigde van de regering; - Ondertekening; - Goedkeuring door SG (uitdrukkelijk of stilzwijgend); - Ratificatie of bekrachtiging; - Bekendmaking. |
Welke rechtsregel vloeit voort uit HR Rookverbod? | (Doorwerking internationaal recht) Indien noch uit de tekst, noch uit de totstandkomingsgeschiedenis volgt dat geen rechtstreekse werking van de verdragsbepaling is beoogd, is de inhoud van die bepaling beslissend. Het gaat erom of deze onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig is om in de nationale rechtsorde zonder meer als objectief recht te worden toegepast. |
Hoe wordt de doorwerking van internationaal recht in Nederland geregeld? | De doorwerking van internationaal recht is geregeld in art. 93 GW. Art. 94 GW regelt vervolgens dat internationaal recht voorrang heeft ten opzichte van nationaal recht. |
Wat zijn de bevoegdheden van de verschillende instanties van de EU? | - Europese Raad neemt impulsen af (weinig formele bevoegdheden); - Europese Commissie zorgt voor uitvoering en houdt toezicht, is politiek verantwoordelijk naar het Europese Parlement; - Europese Parlement, Commissie en Raad van Ministers zijn bevoegd met vaststellen van regelgeving; |
Wat houdt subsidiariteitscontrole in? | Als nationale parlementen menen dat een wetsvoorstel niet aan een beginsel voldoet, kunnen zij dat kenbaar maken via dit mechanisme. Dit beginsel houdt namelijk in dat de EU alleen maatregelen neemt als dat doeltreffender is dan nationale, regionale of lokale maatregelen in EU-landen. |
Hoe wordt de doorwerking van EU-recht geregeld in Nederland? | - HvJEU Van Gend&Loos: regelt de directe doorwerking van bepalingen van EU-recht, wanneer een bepaling voldoende helder, precies en onvoorwaardelijk is; - HvJEU Costa/ENEL: regelt dat gemeenschapsrecht voorrang heeft ten opzichte van nationale wetgeving van latere datum. |
Wat zijn de algemene rechtsbeginselen van de EU? | 1. Grondrechten en fundamentele vrijheden (art. 2 jo. 6 VEU); 2. Gelijke behandeling en non-discriminatie (art. 9 VEU); 3. Evenredigheidsbeginsel (art. 5 lid 4 VEU); 4. Subsidiariteitsbeginsel (art. 5 lid 3 VEU); 5. Rechtszekerheidsbeginsel; 6. Transparantiebeginsel. |
Wat is het verschil tussen een verordening en een richtlijn van de EU? | - Een verordening heeft een algemene strekking en is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. - Een richtlijn is verbindend ten aanzien van het te bereiken resultaat voor elk lidstaat waarvoor zij bestemd is (vorm en middel mag door de nationale instanties zelf gekozen worden). |
Wat zijn de pijlers van de internationale grondrechtenbescherming? | 1. Raad van Europa (EVRM, protocollen, ESH); 2. VN (Handvest, IVBPR, IVESC, specifieke onderwerpen); 3. EU (Handvest EU). |
Wat zijn pijlers van de nationale grondrechtenbescherming? | > Wetgever toetst wetsvoorstellen aan de GW; > Rechter toetst lagere regelgeving aan de GW; > Rechter toetst alle regelgeving aan rechtstreeks werkend verdragsrecht; > College voor rechten van de mens oordeelt over individuele discriminatieklachten. |
Wat is het verschil tussen mensenrechten en burgerrechten? | - Mensenrechten gelden voor 'een ieder', hangt af van je hoedanigheid als mens; - Burgerrechten zijn gekoppeld aan je nationaliteit, niet aan je menselijkheid. |
Wat is blurring? | Wanneer grondrechten zowel klassieke als sociale kenmerken bezitten heet dit blurring. |
Wat is het verschil tussen absolute- en relatieve grondrechten? | Absolute grondrechten bevatten geen beperkingsclausule. Relatieve grondrechten hebben dit wel. |
Wat is de beperkingssystematiek van de GW? | - Competentie: beperking mag alleen door de formele wetgever; - Doelcriteria: beperking mag enkel met een specifiek door de GW vastgelegd doel; - Procedure: beperking mag alleen volgens een specifieke procedure. |
Wat is de beperkingssystematiek van het EVRM? | - Competentievoorschrift: bij de wet; - Proportionaliteitstoets: in een democratische samenleving noodzakelijk; - Doelcriteria. |