H3 (ERG)
🇳🇱
In Dutch
In Dutch
Practice Known Questions
Stay up to date with your due questions
Complete 5 questions to enable practice
Exams
Exam: Test your skills
Test your skills in exam mode
Learn New Questions
Manual Mode [BETA]
The course owner has not enabled manual mode
Specific modes
Learn with flashcards
Listening & SpellingSpelling: Type what you hear
multiple choiceMultiple choice mode
SpeakingAnswer with voice
Speaking & ListeningPractice pronunciation
TypingTyping only mode
H3 (ERG) - Leaderboard
H3 (ERG) - Details
Levels:
Questions:
33 questions
🇳🇱 | 🇳🇱 |
Noem de drie omslagpunten van de 13e eeuw in de late middeleeuwen. | Deze zijn als volgt: 1. De vroege scholastiek loopt over in de late scholastiek 1225 (nieuw wereldbeeld?) 2. De glossatoren worden overgenomen door commentatoren rond 1263 (Glossa ordinaria 1263, niks meer te glossen) 3. De decretisten worden opgevolgd door decretalisten rond 1243 (komt door decretalencollectie die wordt uitgebracht in 1243) |
Definieer de scholastiek. | De scholastiek was een wetenschapsvorm met als kernwoord 'auctoritas' (absoluut gezag). De teksten die bestudeerd werden hadden auctoritas, je kon er niet aan twijfelen. Deze teksten bestudeerden ze en paste ze aan. Vervolgens gaven ze les aan nieuwe studenten. God heeft de waarheid kenbaar gemaakt aan de mens in de Bijbel en andere klassieke teksten (corpus iuris civilis). Het was een theologische stroming met een juridische toepassing (RR). |
Definieer het Augustiniaans wereldbeeld en het Thomistisch wereldbeeld. | Augustiniaans wereldbeeld (tot 1250 belangrijk): verwerp de stoffelijke wereld, richt je op de goddelijke wereld. God is de waarheid, de rest is schijn. Onderwijs en wetenschap gebruik je om het goddelijke beter te begrijpen. Gebaseerd op Plato's grot. Thomistisch wereldbeeld (vanaf 1250 belangrijk): De goddelijke wereld is de perfecte wereld (hierin moet je geloven) en de stoffelijke wereld, de menselijke wereld, deze wereld is de moeite waard. Wil je de menselijke wereld begrijpen: gebruik je ratio. Thomas van Aquino en Aristoteles zijn stukken (1140) zijn van belang. |
Noem de twee soorten recht van de late middeleeuwen. | Geleerd recht (ius commune): het recht dat op de uni's bestudeerd wordt. Vigerend recht (ius propria): het wereldlijke recht dat daadwerkelijk wordt toegepast door de bevolking. Vijf verschillende cola’s in vijf verschillende glazen. Deze glazen vormen diverse rechtskringen. De Bacardi rum die je in de glazen schenkt is het geleerde recht (Romeins recht en kerkelijk recht), ofwel de ius commune. De cola is de ius proprium. Alle glazen bij elkaar noemen we het ius propria. |
Wie waren de glossatoren en wat deden ze? | De glossatoren was een groep beroepsjuristen. Ze waren voornamelijk bezig in Bologna rond de 12e/13e eeuw. Ze ging het corpus iuris civilis toegankelijk maken voor zichzelf en studenten door: 1. Glossen (randnoten) - Woordbetekenis (dit betekent dat, etc.) - Parallelplaatsen (voor dit woord, zie tekst ...) - Interpretatie - Distinctio (onderscheiding, ongelijk maken wat eerst gelijk lijkt) - Aequiparatio (gelijkstelling, gelijk maken wat eerst ongelijk lijkt) 2. Summa (samenvatting, ordenen) 3. Brocardica (slagzinnen, ezelsbruggetjes: één getuige, geen getuige) |
Hoe is het glossen gestopt? | Men is gestopt met glossen nadat de Glossa Ordinaria van Accursius (1185-1263) uitkwam. Met dit boek en de dood van Accursius is het tijdperk van het glossen beëindigt. |
Wat was het grote probleem van de scholastiek? | Er zat een groot verschil tussen de autoritaire teksten en de realiteit van de teksten. Interpretatie lost dit op: distinctio en aequiparatio. |
Wat was het oudste deel (en belangrijkste deel) van de canonieke autoritaire teksten? | Het decretum gratiani van Gratianus: - Basistekst van het canonieke recht (leerboek) - Canonieke collectie - Onderdelen van Romeinse rechtswetenschap in het canonieke recht - Men kon er een beroep op doen, want het was heel volledig - Glossatoren bestudeerden ook het decretum gratiani, hierdoor decretisten |
De paus vaardigt welke wetten uit? | De decretalencollecties: - Liber Extra (1234, vijf delen) - Liber Sextus (1298) Beide werden gebruikt op de universiteiten als het officiële recht van de kerk. |
Wat is de grootste creatie van de twaalfde eeuw? | De universiteiten met de scholastiek als wetenschapsvorm. |
Leg de transitie van de vroege naar de late scholastiek uit. | Met de herontdekking van Aristoteles zijn geschriften van 1140, wordt de transitie tussen vroege en late scholastiek gekenmerkt. De overgang van het Augustiniaans wereldbeeld naar het Thomistisch wereldbeeld legt dit goed uit. Er werd losser omgegaan met de auctoritas van de teksten. De auteur kon vrijer gaan interpreteren. |
Wie waren de commentatoren? | De geleerden van de late scholastiek worden de commentatoren genoemd. Je vond ze in Italië rond de 14e en 15e eeuw. De kenmerken: - Minder tekstgebonden (gingen de inhoud behandelen) - Systematische behandeling (niet tekst naar tekst, meer gedachte in één systeem) - Rechtsvergelijking (hoe waren dingen geregeld in het kerkelijk en eigen recht?) - Praktische toepassing (juridische adviezen geven, consilia) - Nog steeds auctoritas - Bartolus (Bartolisten,1314-1357) en Baldus (1327-1400) |
Verschil commentatoren en glossatoren. | De glossatoren hielden zich voornamelijk bezig met het toegankelijk maken van de teksten van het CIC. De Commentatoren hielden zich voornamelijk bezig met de inhoud van de teksten van het CIC. |
Door wie werden de decretisten (kerkelijke glossatoren) vervangen? | Door de decretalisten. Dit waren de kerkelijke commentatoren. Baldus de Ubaldus (1327-1400) is hierbij een relevant figuur. Ook zij werken onder het wereldbeeld van het Thomisme. |
Definieer receptie in de twee vormen. | Receptie in algemene zin: het doordringen van geleerd recht (RR en canoniek recht) in de rechtspraktijk. Receptie in strikte zin: overname van inhoudelijke regels of elementen uit het geleerde (RR en canoniek recht) recht in het eigen recht. |
Definieer acculturatie. | De vormelijke (formeel, niet inhoudelijk) aanpassing van het eigen recht aan het geleerde recht (Romeinse + kerkelijke recht). Bijv. dolus en culpa. Hierbij pakken ze een idee, geen exacte rechtsregel, en nemen ze dit over in hun eigen recht. |
Wat voor soort procesvorm installeert KdG tijdens zijn bewind (noem hier de kenmerken van)? | KdG komt met het koninklijke hofgerecht (paltsrechtbank), de kenmerken zijn als volgt: - De aanklager klaagt de verdachte aan in de naam van KdG - Verzamelt ook bewijs (soms door tortuur) - KdG zelf bepaalt of de persoon schuldig is of niet (rechter in nieuwe zin) - De straf wordt uitgevoerd in de naam van KdG - Voornamelijk kapitale straffen werden hier uitgevoerd |
Wanneer stort het WRR in en wat kenmerkt het einde van dit rijk aan? | 476, Codificatie van Justinianus (Corpus iuris civilis) |
Definieer desintegratie. | Het oude Romeinse rijk valt uiteen in verschillende delen, de eenheid gaat verloren. |
Welke staatskundige indeling kende de vroege middeleeuwen en welke twee termen zijn hierbij relevant? | Het leenstelsel. Commedatio: de wederzijdse persoonlijke overeenkomst. Dit was een eed van trouw en gehoorzaamheid. De leenman beloofde dit jegens de leenheer. De leenman gaf raad (advies bij bestuur) en daad (krijgsdienst). Beneficium: de zakelijke overeenkomst (vruchtgebruik). De leenheer gaf zijn grond als leengoed aan de leenman. De leenheer genoot dan van de opbrengsten. |
Definieer de leenpiramide. | De leenpiramide ontstond door het feit dat KdG zijn land uitleende aan graven/hertogen (leenheren). Deze leenheren leende het door aan lagere heren. Uiteindelijk was er dan een leenstelsel met drie lagen. |
Definieer integratie en wie het voor elkaar krijgt. | KdG (780-814) zorgt voor integratie. Hij is een sterke leider die het leenstelsel goed bij elkaar weet te houden. Na zijn dood is er sprake van desintegratie. |
Op wat voor soort recht valt men terug na de desintegratie van het Romeinse rijk? Leg nader uit. | Gewoonterecht. Dit recht is erg verdeeld. Recht was opeens niet territoriaal, maar had personele werking. Behoorde je bij een bepaalde groep, dan viel je onder die jurisdictie. |
Waarom en in wat gingen de Germaanse stammen codificeren? | Toen alle stammen een beetje gesettled waren, gingen ze codificeren. Ze zagen dit namelijk bij de overgebleven Romeinen. De Leges Barbarorum (veel Germaans gewoonterecht) is de codificatie van het Germaanse recht. De Leges Romanicum is een codificatie van wetten die een basis hebben in het RR. |
Hoe integreert KdG het recht onder zijn bewind? | De manieren zijn als volgt: - Hij gaat verder met de optekening van wetten in de Leges Barbarorum - Hij creëert recht voor verschillende stammen in zijn koninkrijk: - Lex Salica - Lex Saxonum - Lex Frisionum - Capitularia (koninklijke verordeningen), gelden voor alle stammen. Hiermee moderniseert hij het strafrecht en vergroot hij zijn macht |
Benoem de perioden van de vroege en late middeleeuwen en de relevante term daarbij. | Vroege middeleeuwen (500-1000, Correctio) Late middeleeuwen (1000-1453, Auctoritas) |
Wat is grafelijke rechtspraak? | Grafelijke rechtspraak: - Voornamelijk verzoeningsprocedures (privaat) - Heel soms publieke delicten - Vast colleges van scabini (schepenen) - Raadgevers die een conceptvonnis opstelde - Zendgraven controleren grafelijke bank (doen ze alles naar behoren?) |
In welk jaartal sterft KdG en wat is het gevolg hiervan? | Hij sterft in 814. De opvolger van KdG, Lodewijk, verdeeld uiteindelijk het rijk aan zijn 3 zonen (verdrag van verdun). Hierna verschuift het accent van de persoonlijke dimensie (commedatio) naar de zakelijke dimensie (beneficium): - Lenen werd erfelijk (zoon van leenheer werd ook weer leenheer) - Het kwam steeds meer voor dat leenmannen contracten sloten met verschillende leenheren tegelijk |
In hoeverre droeg de verzakelijking van de feodaliteit toe aan de ineenstorting van koninklijk gezag en decentralisatie? | In de 9e en 10e eeuw verdween de koninklijke en keizerlijke macht (openbare macht) zo goed als totaal. Er kwam een heerlijk stelsel waarbij de leenheer heerlijke rechten naar zich toe zal trekken (hij wordt hiermee de baas). Dit leidt tot desintegratie. Door het wegvallen van centraal gezag zal het gewoonterecht weer terugkomen. |
Wanneer beginnen de dark ages, hoe beginnen deze eeuwen en wat is het gevolg hiervan? | De dark ages (9e en 10e eeuw) beginnen direct na KdG zijn overlijden in 814. Gebied en gezag desintegreert totaal. Het Karolingische rijk valt uiteen in diverse koninkrijken, want de graven gaan zich steeds zelfstandiger opstellen. Leges Barbarorum, capitularia & hofgerecht zijn allemaal niet meer van belang, want graven spreken hun eigen recht. Het gewoonterecht herleeft. |
Noem de factoren waarom het doorgeefluik van het RR van de vroege naar late middeleeuwen niet helemaal duidelijk is. | Het doorgeefluik is niet zuiver, want: - Wereldbeeld Augustinus zorgt voor een andere kijk op het RR dan voorheen - Veel invloed van leen(heer)stelsel waardoor het RR anders zal worden gebruikt (amper in de praktijk, veel op de uni) |
Hoe herstelt het centrale gezag zich en wat is een landsheerlijkheid? | Gewestelijke vorstendommen die quasi-soeverein zijn (stellen zich heel zelfstandig op). Van de 11e tot de 15e eeuw worden steeds meer leenmannen een heer, omdat ze zich zo zelfstandig opstellen. Het centrale gezag herstelt zich door kleine machthebbers die meer macht naar zich toe trekken tezamen met oude leenverbanden die grotere eenheden vormen. |
Waarom is er een renaissance van de twaalfde eeuw? | Er is meer tijd, geld en energie over door uitvindingen in de landbouw. In het westen komt er een herleving van de intellectuele beschaving. Ook worden de digesten in 1070 herontdekt en komen er steeds meer steden en daarmee meer handel. |